Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 26 september 2019 met één productie;
- de aantekeningen d.d. 10 oktober 2019 van het mondelinge antwoord van Nesflex;
- het tussenvonnis d.d. 10 oktober 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de door [eiser] overgelegde productie 2, ter griffie binnengekomen op 23 oktober 2019;
- de conclusie van antwoord met producties van Reijm;
- de door [eiser] bij brief d.d. 12 november 2019 overgelegde productie 3.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
4.Het verweer
Nesflex
5.De beoordeling
Betrokkenen meldde zich op 16-08-2018 op de SEH nadat een stalen paal op zijn rechter been/voet was gevallen”. Alles tezamen maakt dat er nog te veel onduidelijkheid over de toedracht van het ongeval bestaat, terwijl het naar het oordeel van de kantonrechter, te meer in het licht van al hetgeen door Reijm naar voren is gebracht, wel op de weg van [eiser] had gelegen om daaromtrent meer duidelijkheid te verschaffen.
6.De beslissing
- € 400,- aan salaris voor de gemachtigde;
- voornoemd bedrag vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;