ECLI:NL:RBROT:2020:1774

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
C/10/590634 / FA RK 20-582
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de betrokkene, geboren in Uganda, op verzoek van de officier van justitie. De beslissing volgde op een verzoekschrift dat op 31 januari 2020 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2020 zijn verschillende documenten overgelegd, waaronder een medische verklaring van psychiater T. Janssen en een zorgplan. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene leed aan een psychische stoornis, namelijk schizofrenie, en dat zijn gedrag leidde tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige materiële schade. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren en dat verplichte zorg in de thuissituatie noodzakelijk was. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 18 augustus 2020, met de mogelijkheid van opname indien de situatie verslechterde. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en schriftelijk uitgewerkt op 25 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/590634 / FA RK 20-582
Betrokkenenummer: [nummer]
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 18 februari 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Uganda,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. S.C. Dikkers te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen op 31 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door T. Janssen, psychiater, van 29 januari 2020;
  • de zorgkaart van 28 januari 2020 met bijlagen;
  • het zorgplan van 15 januari 2020 met bijlagen;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 februari 2020, in voornoemde woonplaats van betrokkene.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
  • [naam] , verpleegkundige, verbonden aan Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene leidt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Betrokkene verblijft sinds 6 februari 2020 thuis.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel (als bedoeld in artikel 1:1 lid 2 Wvggz), gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade alsmede ernstige financiële schade. Eveneens bestaat of is een aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept alsook de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is al lange tijd bekend met voornoemde psychische stoornis waarvoor betrokkene al meerdere keren in het kader van een rechterlijke machtiging is opgenomen geweest. Zo is betrokkene – voorafgaand aan deze zorgmachtiging – in het kader van een crisismaatregel opgenomen geweest. Deze opname heeft plaatsgevonden nadat betrokkene in de thuissituatie herhaaldelijk voor overlast heeft gezorgd. Betrokkene heeft onder meer brand veroorzaakt in de galerij. Eveneens heeft betrokkene diverse spullen, waaronder een fiets, van de galerij naar beneden gegooid. Bovendien is betrokkene dreigend geweest naar zijn buren. Ter zitting blijkt dat het van belang is dat betrokkene goed zijn medicatie inneemt en zich laat behandelen, anders is de kans aanzienlijk dat betrokkene als gevolg hiervan ontregeld raakt en voornoemd nadeel zich wederom zal manifesteren.
2.2.
Verplichte zorg in de thuissituatie
2.2.1.
De medische verklaring is van 29 januari 2020. Bij het verzoek van 31 januari 2020 is uitgegaan van de situatie dat betrokkene was opgenomen. Betrokkene is echter sinds 6 februari 2020 thuis. In het verzoek is aangegeven dat betrokkene hulp dient te accepteren bij het aanvragen van een uitkering en dat er in de thuissituatie toezicht op betrokken moet worden uitgeoefend door middel van huisbezoeken en dat behandeling met antipsychotica ook in de thuissituatie noodzakelijk is om het toestandsbeeld te behandelen en herhaling te voorkomen. Toezicht op de inname van medicatie is ook in de thuissituatie noodzakelijk.
2.2.2.
Gebleken is dat geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank betrekt hierbij dat het ernstig nadeel is ontstaan gedurende een ambulante vrijwillige behandeling. Bovendien heeft betrokkene gebrekkig ziekte-inzicht. Derhalve is verplichte zorg in de thuissituatie nodig.
2.2.3.
De rechtbank zal voor de duur van zes maanden de verplichte zorg in de thuissituatie, bestaande uit het uitoefenen van toezicht op betrokkene waaronder zijn medicatie-inname, toewijzen.
Verplichte zorg bij een opname
Ter zitting is aangegeven dat opname in een accommodatie nu niet nodig is maar mogelijk wel op korte termijn als het onverhoopt in de thuissituatie (wederom) verkeerd gaat.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaat uit:
  • het toedienen van medicatie;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.2.3.
Mocht het op korte termijn niet goed gaan in de thuissituatie dan zijn er geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.4.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg alsmede aan de uitgangspunten van de Wvggz is voldaan. Aangezien het een eerste zorgmachtiging betreft, zal deze worden verleend voor de maximale duur van zes maanden, hetgeen noodzakelijk is het doel van verplichte zorg te bewerkstelligen. De rechtbank wijst er op dat bij een eventuele opname de medische verklaring (nog) actueel moet zijn, gelet op de vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 23 oktober 1979, Winterwerp v. The Netherlands, 6301/73, r.o. 39 en EHRM 5 oktober 2000, Verbanov v. Bulgaria, 31365/96, r.o. 47).

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen onder 2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 augustus 2020.
Deze beschikking is op 18 februari 2020 mondeling gegeven door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in tegenwoordigheid van M. Mesiha, griffier, en op 25 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.