ECLI:NL:RBROT:2020:2105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
C/10/591734 / JE RK 20-490
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Het verzoek betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind], geboren in 2007, die momenteel verblijft bij haar tante en oom van moederszijde. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De ouders hebben het ouderlijk gezag over [naam kind].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij beide ouders, waaronder middelengebruik en negatieve communicatie over elkaar in het bijzijn van [naam kind]. De GI heeft aangegeven dat [naam kind] tot rust komt bij haar pleegouders en dat er een hulpverleningstraject (KUDK) zal worden ingezet. De vader heeft ingestemd met de verlenging van de uithuisplaatsing, terwijl de moeder zich hiertegen verzet, omdat zij de periode te lang vindt.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 2 november 2020, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591734 / JE RK 20-490
datum uitspraak: 28 februari 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 19 februari 2020.
Op 28 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de pleegvader van [naam kind] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft binnen het netwerk (tante en oom van moederszijde).
Bij beschikking van 22 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
2 november 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 december 2019 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij een persoon uit het netwerk verlengd tot 16 maart 2020.

Het verzoek

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] geeft aan dat zij wil dat de partner van de moeder stopt met alcohol drinken. Zij wordt hierdoor herinnerd aan het verleden en het alcoholgebruik van de vader. De communicatie tussen de ouders onderling gaat prima, maar de partner van de moeder zorgt voor veel wrijving tussen hen. De ouders proberen om niet negatief over elkaar te praten in het bijzijn van [naam kind] , maar toch gebeurt dit vaak. De GI acht dit zorgelijk en wil daarom het traject Kinderen uit de Knel (KUDK) inzetten. De moeder heeft op eigen initiatief hulp gezocht voor haar geestelijke gezondheid. Haar blowen dient echter ook een aandachtspunt te zijn. [naam kind] geeft aan dat zij tot rust komt bij haar tante en oom (van moederszijde). Ook op school gaat het de laatste paar weken beter. Indien de ouders meewerken aan de hulpverlening en er aan de bodemeisen is voldaan, dan wil de GI stapsgewijs toewerken naar een thuisplaatsing van [naam kind] . Een volledige thuisplaatsing van [naam kind] is op dit moment echter niet verantwoord.
De moeder heeft zich ter zitting verzet tegen het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] . Zij vindt de verzochte periode te lang.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] sinds 16 december 2019 binnen het netwerk verblijft. De tante en oom van moederszijde bieden [naam kind] een stabiele plek, waar zij tot rust kan komen. Dit zegt [naam kind] zelf ook. Er bestaan tot op heden zorgen over de opvoedsituatie bij beide ouders. Er is sprake van middelengebruik door de ouders alsmede door de partner van de moeder, wat [naam kind] als een last ervaart. Ook is het zorgelijk dat de (partner van) ouders negatief praten over de andere ouder, in het bijzijn van [naam kind] . De ouders dienen meer inzicht te krijgen in de invloed hiervan op [naam kind] . In de komende periode zal daarom het hulpverleningstraject KUDK ingezet worden. Inmiddels zijn de (begeleide) omgangsmomenten tussen [naam kind] en beide ouders opgestart. De ouders zullen in de komende periode moeten laten zien dat zij in staat zijn om [naam kind] een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden en dat zij voldoende kunnen aansluiten bij de behoeften van [naam kind] . Tot die tijd acht de kinderrechter het in het belang van [naam kind] noodzakelijk dat de uithuisplaatsing wordt voortgezet.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij een persoon uit het netwerk tot
2 november 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2020 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld door de kinderrechter en ondertekend door de griffier op 9 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.