ECLI:NL:RBROT:2020:2573

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
C/10/593262 / FA RK 20-1769
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WvGGZ) met telefonische hoorzitting door de coronamaatregelen

Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 15 maart 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WvGGZ). De mondelinge behandeling vond plaats in het gebouw van de rechtbank, waarbij de betrokkene en haar advocaat telefonisch zijn gehoord, evenals een arts-assistent en een psychiater van Erasmus MC. De officier was niet ter zitting aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank beoordeelde de situatie van de betrokkene, die eerder behandeld was voor een psychose en nu weer ernstige symptomen vertoonde, waaronder hallucinaties en suïcidaliteit. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur had van drie weken. De rechtbank bepaalde ook dat verschillende vormen van verplichte zorg noodzakelijk waren om het ernstige nadeel af te wenden, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en op 25 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593262 / FA RK 20-1769
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 18 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene]
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Erasmus MC, afdeling P2 te Rotterdam,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 maart 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 15 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 15 maart 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. F.C. Karayalcin, psychiater, van 15 maart 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 maart 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam arts-assistent] , arts-assistent, en
 [naam psychiater] , psychiater, beiden verbonden aan Erasmus MC.
1.3.
De officier is niet (telefonisch) ter zitting gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstige verwaarlozing.
Betrokkene is in 2017 behandeld voor een kortdurende psychose. Daarop volgde een depressie, met psychotische kenmerken en pogingen tot zelfdoding, die behandelbaar was met therapie en medicatie. Het toestandsbeeld klaarde hierna op en in februari 2020 is de medicatie afgebouwd. Volgens de partner van betrokkene is haar gedrag sinds twee weken veranderd. Betrokkene is in zichzelf gekeerd, is totaal invoelbaar en heeft wanen. Betrokkene praat en lacht in zichzelf. De partner van betrokkene herkent dit gedrag van de vorige psychotische episode. Betrokkene slaapt nauwelijks.
Betrokkene is zelf van mening dat zij slechts een kleine terugval heeft door overbelasting.
De arts licht tijdens de mondelinge behandeling toe dat binnen de kliniek een psychotisch toestandsbeeld wordt gezien, waarbij betrokkene onder andere hallucineert en gespannen, geagiteerd en lastig in contact is. Betrokkene heeft geen ziektebesef en zij weigert de geboden medicatie en heeft in verband met agressie kortdurend in de separeer verbleven. Gelet op de voorgeschiedenis wordt het risico op suïcide hoog ingeschat. Betrokkene is een gevaar voor zichzelf en anderen.
De psychiater geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat betrokkene vanwege haar depressieve klachten ambulant werd behandeld. Na de recente terugval heeft de sociaal psychiatrisch verpleegkundige de psychiater ingeschakeld, die lorazepam aan betrokkene heeft voorgeschreven. Toen dit onvoldoende bleek te helpen, is betrokkene opgenomen met een crisismaatregel. Sinds haar opname slaapt betrokkene nog steeds niet goed. Een korte opname op de afdeling, met minimale invloeden en prikkels van buitenaf, om te stabiliseren is dringend noodzakelijk.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychotisch toestandsbeeld.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de
rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 april 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 18 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 25 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.