ECLI:NL:RBROT:2020:2575
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met telefonische hoorzitting door de coronamaatregelen
Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om de voortzetting van de op 15 maart 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in Brazilië en thans verblijvende in GGZ Delfland, vertoonde ernstig verstoord gedrag, waaronder psychotische en manische symptomen, vermoedelijk als gevolg van drugsgebruik. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden in verband met de coronamaatregelen, waarbij de betrokkene en haar advocaat, alsook een psychiater in opleiding, zijn gehoord. De officier was niet aanwezig omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder het risico op ernstige verwaarlozing en gevaar voor de veiligheid van personen of goederen. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur heeft van drie weken. De rechtbank bepaalde dat verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk was om het ernstige nadeel af te wenden. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en schriftelijk uitgewerkt op 25 maart 2020.