ECLI:NL:RBROT:2020:2706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
8099844
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.M. Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van hoofdsom en incassokosten door waterleverancier Evides N.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Evides N.V., een waterleverancier, en een gedaagde die in persoon procedeerde. Evides had de gedaagde gedagvaard om een bedrag van € 97,86 aan hoofdsom, kosten en rente te betalen, omdat de gedaagde een betalingsachterstand had opgelopen met betrekking tot de voorschotnota's voor drinkwater. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij geen betalingsachterstand had en eiste kwijtschelding van de proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Evides onvoldoende onderbouwd was, met name omdat de gevraagde incassokosten niet aan de wettelijke vereisten voldeden. De aanmaningen die Evides had overgelegd, voldeden niet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en de relevante jurisprudentie. Hierdoor werd de vordering tot betaling van de hoofdsom afgewezen, evenals de vorderingen met betrekking tot de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.

Als gevolg van deze afwijzing werd Evides veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De kantonrechter heeft de kosten aan de zijde van de gedaagde vastgesteld op € 18,--. Tevens werd de gedaagde niet ontvankelijk verklaard in zijn tegenvordering, omdat deze niet tijdig was ingediend. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8099844 \ CV EXPL 19-44181
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Evides N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Incasseerders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Evides’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 2 september 2019;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde] met producties;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek van [gedaagde] met producties;
  • de akte uitlating van Evides.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast. Evides, een waterleverancier, levert drinkwater aan [gedaagde] en brengt hiervoor periodiek voorschotbedragen in rekening. Tenminste eenmaal per jaar vindt een afrekening plaats, onder verrekening van reeds betaalde voorschotbedragen.

3..De vordering

3.1.
Evides heeft, na wijziging van eis, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan haar te betalen € 97,86 aan hoofdsom, kosten en rente berekend tot de dag van dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 50,55, vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering heeft Evides ten grondslag gelegd dat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de voorschotnota’s van 23 december 2018, 23 maart 2019 en 25 juni 2019 deels onbetaald had gelaten. In totaal stond toen een bedrag open van € 50,55. Nadien heeft [gedaagde] een aantal betalingen verricht en zijn nieuwe facturen vervallen. Per 9 januari 2020 is € 57,45 aan hoofdsom verschuldigd. Evides maakt daarnaast aanspraak op € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente over de hoofdsom, door haar berekend op € 0,41 tot aan de dag van dagvaarding.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist. Hij heeft geen betalingsachterstand. [gedaagde] is daarom onterecht gedagvaard en hij vordert kwijtschelding van proceskosten en een passende schadevergoeding voor de gedane moeite en verspilde energie.

4..De beoordeling

4.1.
Uit de specificatie die Evides bij conclusie van repliek heeft overgelegd en uit haar akte uitlating blijkt dat in de door haar gestelde betalingsachterstand een bedrag van € 78,57 aan incassokosten is begrepen, bestaande – volgens Evides – uit:
– € 22,50 (aanzegging 13 december 2016);
– € 17,50 (aanzegging 22 april 2017);
– € 17,50 (aanzegging 4 november 2017);
– € 21,07 (aanzegging 17 maart 2018).
Ter zake wordt het volgende overwogen.
4.2.
Niet gebleken is dat er een grond bestond voor de incassokosten van € 22,50 omdat Evides de aanmaning van 13 december 2016 niet heeft overgelegd. De aanmaningen van 22 april 2017, 4 november 2017 en 17 maart 2018 heeft Evides wel overgelegd. Deze brieven voldoen echter niet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW en het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704). Weliswaar staat in de brieven steeds dat het bedrag moet worden overgemaakt binnen 14 dagen na ontvangst van de brief, maar de vervolgens genoemde datum waarvóór het bedrag uiterlijk moet zijn betaald, valt binnen deze termijn. De aanmaningen zijn immers steeds op een zaterdag gedateerd en kunnen dan ook niet eerder dan de eerste dinsdag daarna zijn ontvangen. Voor het in rekening brengen van de bij deze brieven aangezegde incassokosten bestond dan ook geen grond.
4.3.
De omstandigheid dat niet, althans onvoldoende is gebleken van een grond voor het in rekening brengen van de in 4.1 genoemde incassokosten, leidt tot het oordeel dat de gestelde betalingsachterstand onvoldoende is onderbouwd. De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 57,45 zal dan ook worden afgewezen.
4.4.
Aangezien de vordering tot betaling van de hoofdsom wordt afgewezen, volgen de vorderingen met betrekking tot de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten hetzelfde lot.
4.5.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt Evides veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde] heeft in dat kader een vergoeding gevorderd voor gedane moeite en verspilde energie. Nu [gedaagde] zich niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde maar in persoon procedeert en eenmaal de rolzitting heeft bezocht, worden de kosten aan zijn zijde begroot op € 18,-- (0,5 punt van € 36,-).
4.6
In zijn conclusie van dupliek heeft [gedaagde] nog gesteld dat hij een bedrag van € 50,97 terug eist van Evides ter zake van teveel betaalde premie. Op grond van artikel 137 Rv moet een reconventionele vordering (een tegenvordering) direct bij antwoord worden ingesteld. [gedaagde] kan daarom niet in zijn vordering worden ontvangen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van Evides af;
veroordeelt Evides in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 18,--;
verklaart [gedaagde] niet ontvankelijk in zijn vordering;
verklaar dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394/145