In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Evides N.V., een waterleverancier, en een gedaagde die in persoon procedeerde. Evides had de gedaagde gedagvaard om een bedrag van € 97,86 aan hoofdsom, kosten en rente te betalen, omdat de gedaagde een betalingsachterstand had opgelopen met betrekking tot de voorschotnota's voor drinkwater. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij geen betalingsachterstand had en eiste kwijtschelding van de proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Evides onvoldoende onderbouwd was, met name omdat de gevraagde incassokosten niet aan de wettelijke vereisten voldeden. De aanmaningen die Evides had overgelegd, voldeden niet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en de relevante jurisprudentie. Hierdoor werd de vordering tot betaling van de hoofdsom afgewezen, evenals de vorderingen met betrekking tot de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
Als gevolg van deze afwijzing werd Evides veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De kantonrechter heeft de kosten aan de zijde van de gedaagde vastgesteld op € 18,--. Tevens werd de gedaagde niet ontvankelijk verklaard in zijn tegenvordering, omdat deze niet tijdig was ingediend. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.