Uitspraak
Rechtbank rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2020 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,
[naam belanghebbende 3], te [woonplaats belanghebbenden] in Frankrijk, belanghebbenden.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Molenlanden. De eiser had een handhavingsverzoek ingediend tegen de bouw- en sloopwerkzaamheden van een winkel en slachterij, omdat hij geluidsoverlast ondervond. Het primaire besluit van 29 december 2017 wees het verzoek gedeeltelijk toe, maar het bezwaar van de eiser tegen het bestreden besluit van 24 december 2018 werd ongegrond verklaard. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 14 februari 2020 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door twee advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten van de slagerij per 23 augustus 2019 zijn gestaakt, maar dat de eiser nog steeds procesbelang heeft. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugde, omdat er geen volledige heroverweging had plaatsgevonden en de motivering onvoldoende was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, maar de rechtbank heeft bepaald dat het griffierecht aan de eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.