In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde wegens betalingsachterstand van zorgpremies en zorgkostennota's. De kantonrechter heeft op 3 april 2020 uitspraak gedaan in de rechtbank Rotterdam. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ en was verplicht om de verschuldigde premies en kosten te betalen. De gedaagde heeft echter een betalingsachterstand laten ontstaan, waardoor VGZ genoodzaakt was om juridische stappen te ondernemen. De vordering van VGZ betrof een bedrag van € 500,00, dat de gedaagde diende te betalen, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij de premies voor 2018 volledig had betaald en dat er een betalingsregeling was getroffen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat VGZ recht heeft op betaling van de hoofdsom van € 425,37, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat VGZ niet voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde de aanmaningen had ontvangen.