ECLI:NL:RBROT:2020:3093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
C/10/593722 / FA RK 20-2011
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van de op 23 maart 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene, die op dat moment in een zorginstelling verbleef. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat, mr. T.M. Briggeman, telefonisch zijn gehoord, evenals een psychiater van de zorginstelling. De officier van justitie was niet ter zitting aanwezig.

De rechtbank heeft de criteria voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel beoordeeld, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die bekend was met een borderline persoonlijkheidsstoornis en suïcidaal gedrag. Ondanks de ernst van de situatie, oordeelde de rechtbank dat de voortzetting van de opname niet langer doelmatig was, gezien de recente verbetering in het toestandsbeeld van de betrokkene. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de officier van justitie afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en is op 1 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593722 / FA RK 20-2011
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 26 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan het [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie Kasperspad te Dordrecht,
advocaat mr. T.M. Briggeman te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 maart 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 23 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van
23 maart 2020;
 de medische verklaring opgesteld door M.E.C. Neve, psychiater, van
23 maart 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
26 maart 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 J.A.C. Oosterwijk, psychiater, verbonden aan Yulius.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Het risico bestaat dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven dan wel ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Betrokkene is al jaren bekend met een borderline persoonlijkheidsstoornis gepaard gaande met ernstig suïcidaal gedrag. Betrokkene wordt ambulant behandeld en daarbij wordt door het zorgteam gezocht naar een goede plek voor betrokkene in een specialistische setting. Tot op heden is die helaas nog niet gevonden. In de tussentijd wordt er, wanneer de doodswens bij betrokkene de overhand krijgt en zij de regie niet meer kan houden, door het zorgteam ingegrepen door betrokkene kortdurend te laten opnemen en haar te begeleiden naar betere dagen. Zodra het enigszins beter met haar gaat, is voortzetting van de opname niet wenselijk omdat deze contraproductief werkt. De behandelaar geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het in deze situatie aankomt op kiezen voor de minst slechte optie. Op dit moment is er sprake van een verbetering in het toestandsbeeld, zodat voortzetting van de opname niet langer doelmatig is. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

3..Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 26 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 1 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.