ECLI:NL:RBROT:2020:3103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8148797
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van een servicecontract

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020, heeft de eiseres, Bestsoft Automation B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagden, drie besloten vennootschappen, met betrekking tot een servicecontract voor het leveren van diensten aan een supermarkt. Bestsoft vorderde een bedrag van € 3.560,87, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagden in gebreke bleven met betalingen. De gedaagden betwistten de vordering en voerden aan dat Bestsoft haar contractuele verplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot schade en extra kosten voor gedaagden. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2020 was Bestsoft niet verschenen, wat de kantonrechter noopte om de vordering van Bestsoft niet verder te onderbouwen.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde 1, de supermarkt, in beginsel gehouden was om de kosten uit het servicecontract te voldoen, maar dat Bestsoft niet voldoende bewijs had geleverd voor de overige vorderingen. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 786,50 toe, vermeerderd met wettelijke rente, maar wees de overige vorderingen af wegens onvoldoende onderbouwing. Wat betreft de bestuurdersaansprakelijkheid oordeelde de kantonrechter dat het enkele niet betalen van facturen niet voldoende is voor een ernstig persoonlijk verwijt aan de bestuurders van de vennootschappen.

In reconventie vorderden de gedaagden betaling van kosten die zij hadden gemaakt om de problemen met de kassa's op te lossen, alsook de terugkeer van een computer die Bestsoft had meegenomen. De kantonrechter wees deze vorderingen toe, omdat Bestsoft niet had gereageerd op de eis in reconventie. De kantonrechter legde een dwangsom op voor het niet retourneren van de computer en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8148797 \ CV EXPL 19-47840
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bestsoft Automation B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: [gemachtigde] te Heerhugowaard,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2] ,

3. [gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagden,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. G. Grijs te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Bestsoft’ en ‘ [gedaagden] ’. Gedaagden worden ieder afzonderlijk aangeduid als ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘ [gedaagde 3] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de exploten van dagvaarding met producties van 15, 17 en 29 oktober 2019;
  • de conclusie van antwoord tevens houdend voorwaardelijke eis in reconventie met producties;
  • het tussenvonnis van 8 januari 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
1.2.
Op 19 februari 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hier zijn aan de zijde van [gedaagden] . de heer [naam] , medewerker van [gedaagde 1] , en de gemachtigde verschenen. Aan de zijde van Bestsoft is, ondanks dat zij daartoe deugdelijk is opgeroepen, niemand ter mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde 1] exploiteert een supermarkt. [gedaagde 2] is de enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 1] . [gedaagde 3] is op zijn beurt enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 2] .
2.2.
Bestsoft en [gedaagde 1] zijn, op basis van een servicecontract, overeengekomen dat Bestsoft diensten levert ten behoeve van de backoffice en het kassasysteem van de supermarkt van [gedaagde 1] , tegen betaling van € 650,- per jaar.
2.3.
Bestsoft heeft [gedaagde 1] een factuur gezonden ter hoogte van € 786,50, inclusief btw (exclusief btw € 650,-), ter zake van ‘Akead onderhoudscontract 2018’.

3..Het geschil

3.1.
Bestsoft heeft (kort gezegd)
in conventiegevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] . hoofdelijk te veroordelen, om aan haar te betalen een bedrag van € 3.560,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening en een bedrag van € 481,09 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] . in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
Bestsoft heeft aan haar vordering naast de weergegeven vaststaande feiten het volgende ten grondslag gelegd. Bestsoft heeft werkzaamheden verricht voor [gedaagde 1] en hier diverse facturen voor verstuurd, ter hoogte van in totaal € 3.560,87 (met inbegrip van kosten die voortvloeien uit het contract). Dit bedrag is tot op heden onbetaald gebleven. Naast [gedaagde 1] is [gedaagde 2] in rechte betrokken omdat zij willens en wetens de wanprestatie van [gedaagde 1] heeft veroorzaakt, omdat zij wist dat [gedaagde 1] niet aan haar betalingsverplichting zou voldoen. Als indirect bestuurder is [gedaagde 3] eveneens in rechte betrokken, omdat [gedaagde 2] een ernstig verwijt valt te maken.
3.3.
[gedaagden] . heeft de vordering betwist en heeft daartoe (zakelijk weergegeven en voor zover van belang) het volgende aangevoerd. De factuur zoals genoemd onder 2.3 is op 11 februari 2019 ontvangen door [gedaagde 1] . Bestsoft heeft echter niet de werkzaamheden verricht waartoe zij gezien het onderhoudscontract gehouden was. De door Bestsoft geleverd kassa’s werkten namelijk niet, waardoor [gedaagde 1] schade heeft geleden. Bestsoft heeft de computer die de kassa’s aanstuurde meegenomen en geweigerd deze te retourneren. Daarom heeft [gedaagde 1] zich genoodzaakt gezien om een ander bedrijf ( [bedrijf] ) in te schakelen, dat tegen betaling van € 2.883,60 de problemen heeft verholpen.
Naast de factuur met betrekking tot het servicecontract heeft [gedaagde 1] alleen een factuur ontvangen ter hoogte van € 473,72. [gedaagde 1] heeft geen opdracht gegeven tot deze en andere aanvullende diensten en heeft deze diensten evenmin afgenomen. De overige facturen die Bestsoft ten grondslag legt aan haar vordering heeft [gedaagde 1] bovendien nooit ontvangen.
Het onbetaald laten van facturen is onvoldoende om bestuurdersaansprakelijkheid aan te nemen, zodat Bestsoft niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen tegen de (indirect) bestuurder.
3.4.
Indien (een deel van) de vorderingen van Bestsoft wordt toegewezen vordert [gedaagden] .
in reconventie(kort gezegd) veroordeling van Bestsoft tot betaling van de voornoemde kosten van [bedrijf] van € 2.883,60, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot retournering van de computer van [gedaagde 1] , onder veroordeling tot betaling van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat zij hieraan niet voldoet, met veroordeling van Bestsoft in de kosten van het geding.
3.5.
Bestsoft is niet ter mondelinge behandeling verschenen en heeft evenmin schriftelijk gereageerd op de eis in reconventie.
3.6.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal de kantonrechter, voor zover van belang, hierna ingaan.

4..De beoordeling

4.1.
Aangezien partijen niet twisten over de inhoud van het servicecontract is [gedaagde 1] in beginsel gehouden om de hieruit voortvloeiende kosten, dus de factuur ter hoogte van
€ 786,50, te voldoen. [gedaagde 1] heeft weliswaar aangevoerd dat de overeenkomst niet naar wens is uitgevoerd door Bestsoft. Gesteld noch gebleken is echter dat [gedaagde 1] de overeenkomst heeft ontbonden of op een andere wijze niet meer gehouden is haar zijde van de overeenkomst na te komen. [gedaagde 1] heeft daar ook geen rechtsgrond voor aangevoerd. De vordering tot betaling van het bedrag van € 786,50, dat is overeengekomen in het servicecontract, wordt dan ook toegewezen.
4.2.
[gedaagde 1] heeft betwist dat zij verder diensten bij Bestsoft heeft afgenomen en heeft aangevoerd dat zij voor het grootste deel zelfs de facturen van Bestsoft niet heeft ontvangen. Nu Bestsoft niet ter mondelinge behandeling is verschenen heeft zij haar vordering niet nader onderbouwd. Als onvoldoende onderbouwd zal het overige deel van de vordering tot betaling van de hoofdsom daarom worden afgewezen.
4.3.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat zij de factuur, behandeld in r.o. 4.1, heeft ontvangen op 11 februari 2019. Zij heeft niet betwist dat de overeengekomen betalingstermijn 14 dagen is. Derhalve is [gedaagde 1] op 26 februari 2019 van rechtswege in verzuim komen te verkeren. De door Bestsoft gevorderde wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen vanaf die datum.
4.4.
Bestsoft maakt aanspraak op € 481,09 aan buitengerechtelijke incassokosten. Uit hetgeen [gedaagde 1] onbetwist gesteld heeft, volgt dat Bestsoft al voor het einde van de betalingstermijn heeft gemeld dat het minnelijk traject is beëindigd. Daarom is gesteld noch gebleken dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.5.
Voor aansprakelijkheid van de bestuurder(s) van een vennootschap is volgens vaste rechtspraak alleen ruimte indien de bestuurder een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Het enkele niet betalen van facturen valt niet aan te merken als een dergelijk verwijt. De veroordeling tot betaling zal dan ook alleen worden toegewezen ten opzichte van [gedaagde 1] .
4.6.
Nu beide partijen voor een deel in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie te compenseren, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
in reconventie
4.7.
Omdat de kantonrechter een deel van de vordering van Bestsoft heeft toegewezen, is de voorwaarde waaronder [eiser] haar eis in reconventie heeft ingesteld vervuld. Daarom zal de kantonrechter de vordering in reconventie beoordelen. Hiertoe stelt de kantonrechter voorop dat Bestsoft niet heeft gereageerd op deze eis in reconventie, en aldus de stellingen van [eiser] niet heeft betwist.
4.8.
De vordering van [eiser] tot betaling, uit hoofde van wanprestatie, is door [eiser] met facturen onderbouwd en komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal daarom worden toegewezen, evenals de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW.
4.9.
De vordering tot het retourneren van de door Bestsoft meegenomen computer zal eveneens worden toegewezen. Aangezien een dwangsom een prikkel tot nakoming vormt en [eiser] onbetwist gesteld heeft dat Bestsoft geweigerd heeft de computer in een eerder stadium terug te geven, wordt de dwangsom toegewezen vanaf 7 dagen na betekening van dit vonnis, tot een maximum van € 3.000,-.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Bestsoft veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op nihil, nu de vordering en de onderbouwing daarvan voortvloeien uit het verweer in conventie.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
wijst de vorderingen van Bestsoft ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] af;
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 786,50, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 26 februari 2019;
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
veroordeelt Bestsoft tot betaling aan [eiser] van € 2.883,60, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 14 februari 2019;
veroordeelt Bestsoft tot afgifte van de computer van [eiser] aan [eiser] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat Bestsoft hieraan niet voldoet, met een maximum van € 3.000,-.
veroordeelt Bestsoft in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op nihil;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394