ECLI:NL:RBROT:2020:3105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8105826
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van aanneming van werk met betrekking tot vervanging van cv-ketel en geiser

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van der Vloed Technische Installaties B.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiseres, Van der Vloed, had de gedaagde in februari 2019 verzocht om de vervanging van een cv-ketel en een geiser. Na het uitvoeren van de werkzaamheden heeft Van der Vloed twee facturen gestuurd, waarvan de gedaagde de betaling heeft geweigerd. De gedaagde betwistte de hoogte van de facturen en stelde dat er sprake was van gebreken in de geleverde diensten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de factuur van 25 februari 2019 erkende, maar het geschil vooral draaide om de factuur van 27 februari 2019, die betrekking had op werkzaamheden aan een lekkende gasbinnenleiding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar verweer en dat de vordering van Van der Vloed voor toewijzing gereed lag. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in een overeenkomst tot aanneming van werk en de noodzaak om verweren voldoende te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8105826 \ CV EXPL 19-44634
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van der Vloed Technische Installaties B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: Invorderingsbedrijf B.V. te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Van der Vloed” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:.
  • het exploot van dagvaarding van 26 augustus 2019, met producties;
  • het schriftelijke verweer van [gedaagde] op de rolzitting van 11 december 2019, met producties;
  • het tussenvonnis van 11 december 2019, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van de gemachtigde van Van der Vloed van 11 februari 2020, met producties;
  • de mondelinge behandeling op 20 februari 2020, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] heeft in februari 2019 aan Van der Vloed verzocht de in de woning van [gedaagde] aanwezige cv-ketel te vervangen door een nieuwe en de geiser te vervangen door een boiler.
2.2.
Van der Vloed heeft een offerte opgesteld, gedateerd 8 februari 2019, waarin is aangegeven dat de kosten voor het vervangen van de cv-ketel en de geiser € 4.189,02 (incl. btw) bedragen.
2.3.
Op 19 februari 2019 heeft Van der Vloed de cv-ketel en de geiser in de woning van
[gedaagde] vervangen. Op laatstgenoemde datum heeft Van der Vloed tevens geconstateerd dat er sprake was van een lek in de gasbinnenleiding. Van der Vloed heeft onderzoek verricht naar de oorzaak van de lekkage.
2.4.
Van der Vloed heeft bij factuur van 25 februari 2019 een bedrag van € 4.189,02 bij
[gedaagde] in rekening gebracht ten aanzien van de kosten voor het vervangen van de cv-ketel en de geiser.
2.5.
Van der Vloed heeft bij factuur van 27 februari 2019 een bedrag van € 713,42 bij
[gedaagde] in rekening gebracht ten aanzien van de kosten voor werkzaamheden in het kader van de lekkende gasbinnenleiding. Op deze factuur is door Van der Vloed het volgende vermeld:
“(…)
Hierbij doen wij u onze rekening toekomen voor het uitvoeren van de onderstaand omschreven werkzaamheden.
Het afpersen van de gasbinnenleiding i.v.m. uw opdracht tot het vervangen van de CV ketel. Conform de in onze opgave opgenomen voorwaarde tot het afpersen van de gasbinnenleiding alvorens met het aansluiten van de gasleiding te starten, blijkt dat de binnenleiding een onacceptabele drukdaling vertoont. (leiding afgeperst op 33 mbar toelaatbare drukdaling 1 mbar per 3 min. geconstateerde drukdaling 5 mbar per 3 min.). Na u hiervan in kennis gesteld te hebben, besloten de gasleiding in twee secties af te persen, enerzijds de gasleiding naar het fornuis in de keuken, anderzijds de gasleiding naar de CV ketel op zolder. De gasleiding naar de keuken blijkt in orde. Dit impliceert dat de gasleiding naar de ketel op zolder vervangen dient te worden.
Na consensus over het te volgen tracé van de gasleiding van begane grond naar zolder, de noodzakelijke materialen verzorgd en een afspraak voor de uitvoering gemaakt voor de volgende dag. Bij aankomst voor de montage deelde u onze monteur mede niet opgewassen te zijn tegen het uitvoeren van de werkzaamheden, en stelde voor dit op een later tijdstip te doen. Na telefonisch overleg met onze heer Otte blijkt u in het geheel geen nieuwe leiding te wensen. Wij informeerden u over onze verantwoordelijkheid in deze en u akkordeerde met het aansluiten van de ketel op de lekke leiding en het dichtzetten van de hoofdkraan. Hiervoor was u zelfs bereid het afkeuringsrapport van onze monteur te ondertekenen. Na uitvoering van voornoemde werkzaamheden weigerde u het afkeuringsrapport te ondertekenen. Hierop zette onze monteur de hoofdkraan dicht en waarschuwde u nogmaals voor de lekkende leiding. (…)”
2.6.
Van der Vloed heeft [gedaagde] op 18 april 2019 aangemaand de bovengenoemde facturen alsnog te voldoen. De gemachtigde van Van der Vloed heeft [gedaagde] bij brief van 16 mei 2019 in de gelegenheid gesteld een totaalbedrag van € 4.920,36 te voldoen binnen 15 dagen nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd. Vervolgens heeft de gemachtigde van Van der Vloed [gedaagde] op 4 juni 2019 aangeschreven met het verzoek het bedrag van € 4.920,36, vermeerderd met incassokosten, binnen vijf werkdagen te voldoen.

3..Het geschil

3.1.
Van der Vloed heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 4.902,44 aan hoofdsom, € 46,66 aan verschenen rente en € 744,44 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure alsmede de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Van der Vloed - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag. Tussen partijen is een overeenkomst tot aanneming van werk tot stand gekomen, zoals bedoeld in artikel 7:750 BW, zulks met betrekking tot het door Van der Vloed vervangen van de cv-ketel en de geiser. Van der Vloed heeft voor de in dit kader uitgevoerde werkzaamheden zowel op 25 februari 2019 als op 27 februari 2019 facturen aan [gedaagde] gezonden. [gedaagde] is, ondanks aanmaning, in gebreke gebleven met betaling van het op grond van voornoemde facturen aan Van der Vloed verschuldigde.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. Nadat de cv-ketel was vervangen, is bij het doormeten van de gasleiding geconstateerd dat er sprake was van een lek. Volgens Van der Vloed was er sprake van een lekkage van de leiding naar de cv-ketel op zolder.
[gedaagde] stelt de werkzaamheden gestopt te hebben en verzocht te hebben om een second opinion. Op de factuur van 27 februari 2019 zijn kosten in rekening gebracht voor het repareren van de boiler, die reeds de dag nadat deze is geplaatst, een lekkage vertoonde. Voorts zijn er op de factuur van 27 februari 2019 uren onterecht gedeclareerd.
[gedaagde] heeft de cv-ketel door een andere firma laten aansluiten, welke firma geconstateerd heeft dat er sprake was van een lekkage van de leiding in de kelder en niet
-zoals door Van der Vloed gesteld - van de leiding naar de zolder.
3.4.
Op hetgeen partijen verder aanvoeren, zal - voor zover relevant - hierna nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat de
cv-ketel en de geiser op 19 februari 2019 door Van der Vloed vervangen zijn en dat zij de factuur van 25 februari 2019 ten bedrage van € 4.189,02 aan Van der Vloed verschuldigd is. Dat deel van de hoofdsom ligt derhalve reeds voor toewijzing gereed.
4.2.
[gedaagde] heeft in haar schriftelijke verweer aangegeven dat Van der Vloed verzuimd zou hebben een eengatsmengkraan van het merk Grohe alsmede een gebruiksaanwijzing van een nieuwe klokthermostaat van het merk Remeha te leveren. Nu de levering van beide zaken - blijkens de offerte van 8 februari 2019 - deel uitmaakt van de werkzaamheden in het kader van de vervanging van de cv-ketel en de geiser en gedaagde de verschuldigdheid van de uit die werkzaamheden voortvloeiende factuur expliciet heeft erkend, wordt [gedaagde] geacht haar verweer ten aanzien van het niet leveren van de eengatsmengkraan en de gebruiksaanwijzing te hebben prijsgegeven, nog afgezien van het feit dat [gedaagde] ook geen rechtsgevolg heeft verbonden aan haar stellingen dienaangaande.
4.3.
Het geschil tussen partijen spitst zich nog slechts toe op de factuur van 27 februari 2019 ten bedrage van € 713,42. Blijkens de als productie 3 bij dagvaarding overgelegde factuur van 27 februari 2019 ziet deze factuur op de kosten voor de door Van der Vloed uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de lekkende gasbinnenleiding. Ter mondelinge behandeling heeft Van der Vloed toegelicht dat, zoals gebruikelijk is bij het plaatsen van een cv-ketel, vóór het aansluiten van de cv-ketel de gasbinnenleiding wordt gecontroleerd en afgeperst. Daarbij is door Van der Vloed geconstateerd dat er sprake was van een onacceptabele drukdaling, hetgeen duidt op een lek. Dat Van der Vloed de gasbinnenleiding heeft gecontroleerd en afgeperst alsmede dat Van der Vloed onderzoek heeft verricht naar de lekkage is door [gedaagde] niet betwist.
4.4.
De stelling van [gedaagde] dat in de factuur van 27 februari 2019 kosten in rekening zijn gebracht voor het repareren van de boiler, die reeds de dag na plaatsing zou zijn gaan lekken, kan niet slagen. Uit de op de factuur van 27 februari 2019 vermelde omschrijving van de door Van der Vloed uitgevoerde werkzaamheden blijkt niet dat Van der Vloed kosten in rekening brengt voor het repareren van de boiler. Dat er wel kosten voor reparatie van de boiler in rekening zijn gebracht, is door Van der Vloed betwist en door [gedaagde] bovendien niet onderbouwd, zodat dit standpunt van [gedaagde] zal worden verworpen.
4.5.
Ten aanzien van de stelling van [gedaagde] dat op de factuur van 27 februari 2019 bepaalde uren onterecht door Van der Vloed in rekening zijn gebracht, overweegt de kantonrechter als volgt. Ter onderbouwing van die stelling heeft [gedaagde] bij haar schriftelijke verweer op de rolzitting van 11 december 2019 een handgeschreven overzicht overgelegd, waarin [gedaagde] zelf heeft vermeld wanneer de medewerkers van
Van der Vloed aanwezig zouden zijn geweest. Daartegenover staat dat Van der Vloed reeds in de factuur zelf een uitgebreide omschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden heeft gegeven. Voorts heeft Van der Vloed de werkbon met nummer WB190181 in het geding gebracht, waarop nogmaals de uitgevoerde werkzaamheden staan vermeld alsmede de namen van de betrokken monteurs en de door hen gewerkte uren. Deze sluiten aan op hetgeen in de factuur van 27 februari 2019 is vermeld. Tenslotte heeft Van der Vloed ter mondelinge behandeling gemotiveerd uiteengezet welke werkzaamheden er ten grondslag liggen aan deze factuur. Dit betreffen uitsluitend de gewerkte uren in hat kader van het onderzoek naar de lekkage, waaronder begrepen het testen van de gasbinnenleiding en het voeren van overleg met [gedaagde] . Hierin zijn niet begrepen de gewerkte uren in het kader van de vervanging van de cv-ketel en de geiser, nu deze reeds zijn opgenomen in de factuur van 25 februari 2019. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] , in het licht van hetgeen Van der Vloed naar voren heeft gebracht, onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de factuur juist is. [gedaagde] heeft weliswaar in haar schriftelijke verweer vermeld dat er getuigen zouden zijn van het door haar gestelde feit dat er niemand namens Van der Vloed bij haar langs zou zijn geweest op 22 februari 2019, doch zij heeft daaromtrent geen concreet bewijsaanbod gedaan, ook niet ter mondelinge behandeling. Gelet op hetgeen Van der Vloed heeft uiteengezet alsmede de door Van der Vloed overgelegde producties, had van [gedaagde] in elk geval verwacht mogen worden dat zij haar verweer in voldoende mate onderbouwt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] dit nagelaten.
4.6.
[gedaagde] heeft verder aangegeven dat Van der Vloed ten onrechte zou hebben gesteld dat er sprake was van een lek in de leiding naar de zolder. Ook deze stelling heeft [gedaagde] niet onderbouwd. [gedaagde] stelt dat een andere firma geconstateerd zou hebben dat het lek in de kelder zou zitten, maar onderbouwt dit op geen enkele wijze. Ook op dit punt heeft [gedaagde] bovendien geen bewijs van haar stellingen aangeboden. De kantonrechter overweegt te dien aanzien dat uit de processtukken ook niet afgeleid kan worden dat Van der Vloed op enigerlei wijze onzorgvuldig of onjuist zou hebben gehandeld c.q. dat Van der Vloed enig verwijt valt te maken ten aanzien van de uitvoering van het onderzoek naar de lekkage. [gedaagde] heeft Van der Vloed bovendien ook nimmer in gebreke gesteld. Voorts kan aan Van der Vloed niet tegengeworpen worden dat zij de werkzaamheden niet volledig heeft afgerond en de geplaatste cv-ketel niet op de gasbinnenleiding heeft aangesloten, nu [gedaagde] zélf heeft aangegeven dat - na uitvoering van het onderzoek naar de lekkage door Van der Vloed - de werkzaamheden gestaakt dienden te worden.
4.7.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het verweer van [gedaagde] ten aanzien van de factuur van 27 februari 2019 ten bedrage van € 713,42 wordt verworpen, hetgeen impliceert dat de gevorderde hoofdsom van in totaal € 4.902,44 voor toewijzing gereed ligt.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente, berekend tot en met de dag der dagvaarding, van
€ 46,66 zal, als op de wet gegrond en door [gedaagde] niet weersproken, worden toegewezen.
4.9.
Van der Vloed maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten tot een totaalbedrag van € 744,44. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding is berekend inclusief btw, doch die btw is in de aanmaning niet in een concreet bedrag aangezegd, in die zin dat in de aanmaning is aangegeven dat de btw
€ 0,00 bedraagt. Derhalve is de gevorderde btw niet toewijsbaar en wordt een bedrag van
€ 615,24 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
4.10.
Hetgeen partijen voor het overige nog naar voren hebben gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.11.
[gedaagde] wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Inzake de gevorderde rente over de proceskosten zal worden beslist zoals hierna vermeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Van der Vloed tegen kwijting te betalen € 4.902,44 aan hoofdsom, € 46,66 aan verschenen rente en € 615,24 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 4.902,44 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van der Vloed vastgesteld op € 569,52 aan verschotten (waarvan € 486,00 aan griffierecht en
€ 83,52 aan dagvaardingskosten) en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de proceskosten, vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487