In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Vestia en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de door gedaagde gehuurde woonruimte vanwege een huurachterstand. De gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van € 2.363,88, die niet werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn betalingsverplichtingen, wat leidde tot de conclusie dat de vordering van Vestia gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de mogelijkheid voor partijen om tot een regeling te komen, maar de gedaagde was niet in staat om aan zijn verplichtingen te voldoen. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.