1.3.6schijf 6 - bij bouwkosten vanaf € 26.700.000,01 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3, 4 en 5 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 0,81% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf met een maximum van € 995.907,40.
In de toelichting op de Verordening staat, voor zover van belang, het volgende:
Artikel 1.1 Tarieventabel
Bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt de hoogte van de verschuldigde leges bepaald aan de hand van de in artikel 1.1.1 vastgelegde objectieve prijsbepalingsmethodiek. Daarbij gaat het altijd om de prijs die van toepassing is op de bedrijfsmatige realisatie van het aangevraagde bouwplan. Dit betekent dat het niet relevant is of de werkzaamheden door een aannemer of in eigen beheer worden uitgevoerd, dat niet relevant is of sprake is van een tijdelijke of een permanente bouwactiviteit, dat niet relevant is of gebruik wordt gemaakt van nieuwe of van tweedehands materialen en dat alle als bouwactiviteit te duiden objecten onder deze regeling vallen. (…).”
Verweerder hanteert bij de beoordeling de Richtlijn berekening bouwkosten als grondslag voor de bouwleges (hierna: Richtlijn). Daarin staat onder meer:
“Binnen de Gemeente Rotterdam wordt een richtlijn gehanteerd voor het bepalen van de Bouwkosten die de maatstaf zijn voor de heffing van bouwleges. De bouwkosten zoals opgenomen in Verordening leges omgevingsvergunning worden omschreven in de NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van onroerende zaken bedoeld voor de informatieoverdracht van kosten en kwaliteitgegevens).
De bouwkosten kunnen op diverse manieren worden begroot, de begroting dienen te voldoen
aan de hierboven genoemde normen. De begroting opgesteld conform de STABU-codering
(gebaseerd op de STABU bestekssystematiek) voldoet hieraan. Een andere benaming
voor deze begrotingsmethodiek is een zgn. MAMO-begroting (Materiaal, Arbeid, Materieel,
Onderaanneming) en bestaat uit gedetailleerde / onderbouwde begrotingsregels. Met deze
begroting kan men de inschrijfbegroting van de aannemer controleren op regelniveau.
De voor leges opgegeven bouwkosten worden inhoudelijk gecontroleerd op prijsniveau en
compleetheid. De hieronder opgenomen lijst is indicatief opgesteld en dient als leidraad
voor de controle van de opgegeven bouwkosten. De indeling van de lijst komt overeen met
de reguliere opbouw van een aannemersbegroting. Aan het begin van elke regel zijn de
bijbehorende hoofdstukken conform de STABU-codering opgenomen. (…)”
Daaronder volgt een opsomming van diverse bouwkosten, onderverdeeld in directe bouwkosten en indirecte bouwkosten. Tot slot wordt een omschrijving gegeven van niet tot de bouwkosten behorende kosten.
4. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat voor de hoogte van de leges bepalend is de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend, althans voor zover de werkzaamheden zijn omschreven in de NEN 2699-norm (en dus in de Richtlijn).
Partijen twisten over de vraag of eiseres zelf als hoofdaannemer is opgetreden en of zij de werkzaamheden in eigen beheer heeft laten uitvoeren. Volgens verweerder is dat het geval, wat eiseres bestrijdt. Het zelf optreden als aannemer of het in eigen beheer laten uitvoeren van werkzaamheden zou kunnen leiden tot lagere bouwkosten, maar dit is verder niet van belang, omdat het dus gaat om de vraag wat iemand in het economisch verkeer aan kosten zou hebben voor het tot stand brengen van het gebouw in kwestie.
5. Dat een heffingsambtenaar leges mag heffen over bouwkosten die zijn gebaseerd op normbedragen (en niet op de werkelijke bouwkosten) volgt onder meer uit de uitspraak van de Hoge Raad van 10 mei 2019 (ECLI:NL:HR:2019:689). Daar het ging om de gemeente Tilburg die bij de heffing van leges uitging van normbedragen per vierkante of kubieke meter vermenigvuldigd met het aantal vierkante respectievelijk kubieke meters van het op te richten bouwwerk. In een eerdere uitspraak, die van 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1174, heeft de Hoge Raad – in lijn met eerdere rechtspraak – overwogen dat de wetgever aan gemeenten de bevoegdheid heeft gegeven om, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en met inachtneming van de in de wet opgenomen beperkingen, zelf de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven te kiezen voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat de gemeenten in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing. Voor de heffing van leges mogen de gemeenten daarom het tarief afhankelijk maken van de bouwsom, maar ook een andere wijze van bepaling van het tarief is toegestaan, aldus het oordeel van de Hoge Raad. Uit het voorgaande wordt duidelijk dat iedere gemeente binnen de gegeven wettelijke kaders zelf de grondslag voor de legesheffing in haar verordening kan bepalen. Die grondslag kan dus per gemeente verschillen.
6. In dit geval moet dus worden gekeken naar de bouwtekeningen die waren gevoegd bij de aanvraag die heeft geleid tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Dat zaken op de bouwtekeningen staan die in werkelijkheid (om wat voor reden dan ook) niet zijn gerealiseerd is niet van belang.
7. Op verweerder rust vervolgens de bewijslast dat hij de bouwkosten waarop de aanslag is gebaseerd niet te hoog heeft vastgesteld. Hierin slaagt hij niet.
8. Verweerder heeft aan de hand van de bij de omgevingsvergunning horende bouwtekeningen een berekening (‘Recapitulatie berekening leges’, bijlage 9C bij het verweerschrift) gemaakt van alle onderdelen van het vergunde gebouw (onderverdeeld in: bouwkundige werken, installaties en vast inrichting) en de kosten daarvan (= de directe bouwkosten) en van de algemene uitvoeringskosten en opslagen (= de indirecte bouwkosten). De bedragen zijn berekend met het ramingsprogramma Bouwkostencheck, een online begrotingsprogramma voor het ramen van bouwkosten, speciaal ontwikkeld door IGG Bouweconomie voor gemeenten om bouwkosten te controleren.
De rechtbank vindt dit een afdoende en objectiveerbare methode om de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden bepaald te berekenen.