ECLI:NL:RBROT:2020:3507

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
C/10/594157 / FA RK 20-2240
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van crisismaatregel in verband met psychische stoornis en COVID-19

Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 31 maart 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij betrokkene, die thans in het Erasmus Medisch Centrum verblijft, wordt verdacht van COVID-19 en weigert medische zorg te ontvangen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 2 april 2020 gehouden, waarbij betrokkene en zijn advocaat, alsook medische professionals van het Erasmus Medisch Centrum, zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en lichamelijk letsel, als gevolg van de psychische stoornis van betrokkene. De rechtbank oordeelt dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke verplichte zorgmaatregelen die noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.C.A. de Groot en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594157 / FA RK 20-2240
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 2 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam,
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 31 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 31 maart 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. F.C. Karayalcin, psychiater, van 31 maart 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam psychiater] , psychiater, en [naam arts-assistent] , arts-assistent, beiden verbonden aan Erasmus Medisch Centrum.
1.3.
Het verzoek is tegelijk behandeld met het verzoek van de officier tot het verlenen van een zorgmachtiging, bekend onder zaak- en rekestnummer: C/10/593890 / FA RK 20-2098.
1.4.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en lichamelijk letsel. Alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Voorafgaand aan opname in Antes was betrokkene erg vervuild en had hij een aantal dagen niet gegeten en gedronken. Hij lag al dagen op bed en wilde niet dat zijn vrouw het huis zou verlaten. Betrokkene was vaak boos en agressief. Hij heeft zijn vrouw bij de nek gegrepen en gedreigd met schoppen. Betrokkene heeft vermoedelijk paranoïde wanen. Ook heeft betrokkene cognitieve problemen. Betrokkene verblijft op dit moment in het Erasmus MC, het vermoeden bestaat dat betrokkene besmet is met Covid-19. Bij binnenkomst in het Erasmus MC wilde betrokkene niet geholpen worden en geen medicatie innemen. Betrokkene ligt aan het zuurstof en is in quarantaine.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van psychotische verschijnselen en de verdenking van neurocognitieve problemen. De advocaat van betrokkene stelt dat de crisismachtiging is gericht op de somatische zorg en geen betrekking heeft op de psychische stoornis. De arts-assistent geeft aan dat de zorgmijding lijkt te komen door de paranoïdie en de achterdocht, die samenhangen met de psychische stoornis. De rechtbank volgt de arts-assistent in haar bevindingen.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de afhandeling van de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten, in verband met de verdenking van Covid-19 is insluiting op de eigen kamer mogelijk noodzakelijk;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
 het opnemen in een accommodatie;
 het ontnemen van de vrijheid van betrokkene door hem over te brengen naar een plaats die geschikt is voor tijdelijk verblijf als bedoel in artikel 7:3, derde lid, in verband met de mogelijke overplaatsing naar een ander psychiatrisch ziekenhuis.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 april 2020.
Deze beschikking is op 2 april 2020 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 14 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.