ECLI:NL:RBROT:2020:3579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
19 april 2020
Zaaknummer
C/10/594235 / FA RK 20-2284
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang voor psychogeriatrische cliënten met dementie

Op 8 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren op een onbekende datum, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift van het CIZ is op 1 april 2020 ingediend, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring van drs. C. Griffioen, specialist ouderengeneeskunde. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2020 is vastgesteld dat de cliënt niet in staat was om te worden gehoord, aangezien zij ernstig ziek was en bij haar dochter thuis verbleef. De dochter heeft verklaard dat haar moeder niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat zij geen hulp accepteert van de thuiszorg, wat leidt tot ernstige verwaarlozing.

De rechtbank heeft beoordeeld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek een neurocognitieve stoornis door gevorderde dementie. Dit leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, vooral omdat het steunsysteem van de cliënt is uitgeput en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 8 oktober 2020.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Smolders. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594235 / FA RK 20-2284
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt]
hierna: cliënt,
wonende aan [adres cliënt] , [postcode] te [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. J.G. Colombijn-Broersma te Gorinchem.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen op 1 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door drs. C. Griffioen, specialist ouderengeneeskunde, van 28 februari 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 16 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • de hierboven genoemde advocaat van cliënt;
  • [naam casemanager] , casemanager;
  • [naam dochter betrokkene] , dochter van betrokkene.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënt niet in staat was zich te doen horen. Cliënt verblijft tijdens de mondelinge behandeling bij haar dochter thuis. De dochter van cliënt geeft aan dat haar moeder heel erg ziek is, in bed ligt, nauwelijks eet en drinkt, en niet in staat is om te spreken mede doordat ze niets hoort.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een neurocognitieve stoornis als gevolg van een gevorderd dementieel syndroom.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
De dementie bij cliënt is dermate gevorderd dat ze regelmatig ronddwaalt buitenshuis en een paar keer door de politie is thuisgebracht. Ze is slechthorend en slechtziend, is niet in staat voor zichzelf te zorgen en kan geen structuur meer geven aan haar leven. Cliënt accepteert geen hulp, ze laat de thuiszorg niet toe, terwijl ze hulp nodig heeft bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. De dochter van cliënt laat haar moeder regelmatig bij haar logeren als het thuis niet meer gaat, maar raakt hierdoor overbelast, mede doordat ze ook de zorg heeft voor haar gehandicapte partner.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De casemanager verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat cliënt met ingang van 9 april 2020 kan worden opgenomen bij Middin. Echter, gezien de coronaproblematiek is het de vraag of deze opname plaats kan vinden. De casemanager geeft aan de regie te voeren en indien nodig te onderzoeken wat de andere mogelijkheden zijn.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden omdat het steunsysteem is uitgeput en thuiszorg door cliënt wordt geweigerd.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Zo is cliënt wisselend in haar wens om opgenomen te worden.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 oktober 2020.
Deze beschikking is op 8 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier op 15 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.