ECLI:NL:RBROT:2020:3581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
19 april 2020
Zaaknummer
C/10/593762 / FA RK 20-2037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang voor psychogeriatrische cliënten met dementie

Op 8 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met dementie, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift is op 24 maart 2020 ingediend, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2020 zijn de cliënt, haar advocaat, en verschillende zorgverleners gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals verwaarlozing en risico op lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelt dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, is de rechtbank van mening dat de criteria voor een rechterlijke machtiging zijn vervuld. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 8 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593762 / FA RK 20-2037
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Aafje, locatie Schiehoven te Rotterdam
advocaat mr. C.A. Boeve te Putten.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen op 24 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door drs. J.P. Scholten, specialist ouderengeneeskunde, van 11 maart 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 13 maart 2020;
  • de verklaring van de zorgaanbieder van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 13 maart 2020;
  • het zorgplan van 20 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundig specialist, en
  • [naam verzorger] , verzorger, beiden verbonden aan Aafje.
  • [naam dochter cliënt] , dochter van cliënt;
  • [naam zoon cliënt] , zoon van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Cliënt is gedesoriënteerd in tijd en plaats en heeft geen ziektebesef en -inzicht. In de thuissituatie was sprake van (verbale) agressie naar haar echtgenoot en dwaalgedrag. Cliënt sliep nauwelijks en weigerde voeding, vocht, hulp en zorg. De verpleegkundig specialist verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat cliënt sinds 10 december 2019 is opgenomen en in het begin veel in haar kamer lag en niets uit zichzelf deed. De verzorging moest het initiatief nemen als het ging om eten, wassen en medicatie innemen. Het gaat inmiddels wel beter met haar, ze moet nog steeds gestimuleerd worden maar lijkt wel haar draai te hebben gevonden. Beide kinderen van cliënt geven aan dat hun moeder 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft en die hun vader niet kan dragen.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat ze naar huis wil. Dit maakt ze ook kenbaar aan de verpleegkundigen op de afdeling. De reden waarom ze geen fysiek verzet vertoont is dat ze niet in staat is om uit zichzelf naar de deur te lopen. De zoon van cliënt vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat zijn moeder hem geregeld vraagt of hij kan regelen dat ze naar huis kan. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat sprake is van verzet.
2.7.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 oktober 2020.
Deze beschikking is op 8 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier en op 15 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.