ECLI:NL:RBROT:2020:3667

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
8228650 CV EXPL 19-53747
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiseres, Zilveren Kruis, vorderde betaling van een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten en € 1,97 aan verschenen rente, alsook de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de algehele voldoening. De vordering was gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst waarbij de gedaagde maandelijks zorgpremie verschuldigd was. De gedaagde had echter de premie voor de maanden mei en augustus 2019 niet tijdig betaald, wat leidde tot de dagvaarding op 9 december 2019.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de verschuldigde premie pas op 23 december 2019 heeft voldaan, na de dagvaarding. De eiseres had de gedaagde eerder aangemaand tot betaling middels een veertiendagenbrief, maar de gedaagde betwistte de ontvangst van deze brief. De kantonrechter oordeelde dat Zilveren Kruis niet voldoende bewijs had geleverd dat de veertiendagenbrief de gedaagde had bereikt, waardoor de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen.

De kantonrechter heeft wel geoordeeld dat de gedaagde de wettelijke rente over het bedrag van € 235,90 verschuldigd was, berekend vanaf de vervaldag van de facturen tot 23 december 2019. Tevens heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8228650 \ CV EXPL 19-53747
uitspraak: 20 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V, ingevolge de fusie de rechtsopvolgster onder algemene titel van Agis Zorgverzekeringen N.V.,
woonplaats: Leiden,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 9 december 2019,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 9 december 2019, met producties;
  • de aantekeningen van de rolzitting van 24 december 2019 alwaar [gedaagde] mondeling heeft gereageerd alsook zijn schriftelijke verweer en producties in het geding heeft gebracht;
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Tussen partijen bestaat een zorgverzekeringsovereenkomst. [gedaagde] is op grond van de overeenkomst maandelijks zorgpremie aan Zilveren Kruis verschuldigd, welke premie in 2019 € 126,95 per maand bedroeg.
2.2
[gedaagde] heeft de premie voor de maanden mei en augustus 2019 van in totaal € 235,90 niet tijdig betaald.
2.3
Op 12 september 2019 heeft Zilveren Kruis een bedrag van € 235,75 afgeschreven van de bankrekening van [gedaagde] onder vermelding van de volgende omschrijving ‘Zilveren Kruis Afhandeling zorgkostennota’s Ons kenmerk [nummer kenmerk] ’.
2.4
[gedaagde] heeft op 23 december 2019 een bedrag van € 253,90 betaald aan de gemachtigde van Zilveren Kruis onder vermelding van de volgende omschrijving ‘ [naam omschrijving] ’.

3..De vordering

3.1
Zilveren Kruis heeft na vermindering van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten en € 1,97 aan verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar gewijzigde vordering heeft Zilveren Kruis naast de onder 2. vermelde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding was de premie voor de maanden mei en augustus 2019 van in totaal € 235,90 nog niet door [gedaagde] voldaan, zodat Zilveren Kruis terecht tot dagvaarden is overgegaan. [gedaagde] is op 11 oktober 2019 door middel van een zogenaamde veertiendagenbrief aangemaand om tot betaling over te gaan. Nu de premie pas na dagvaarding, te weten op 23 december 2019, is voldaan, is sprake van verzuim aan de zijde van [gedaagde] en is [gedaagde] de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft verzocht de vorderingen van Zilveren Kruis af te wijzen. Het verweer van [gedaagde] wordt hierna in de beoordeling besproken.

5..De beoordeling

5.1
[gedaagde] betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de in de dagvaarding genoemde facturen ter zake de premie voor de maanden mei en augustus 2019 niet. Hij meende echter door middel van het op 12 september 2019 afgeschreven bedrag van € 235,75 de in de dagvaarding vermelde hoofdsom te hebben voldaan. Zilveren Kruis heeft in reactie daarop aan de hand van een specificatie gesteld en onderbouwd dat de betaling van 12 september 2019 conform het daarbij vermelde betalingskenmerk is afgeboekt op een andere nota, te weten op de nota van 29 augustus 2019 en heeft voorts gesteld dat het afgeschreven bedrag qua hoogte ook niet overeenkomt met de achterstallige premie voor de maanden mei en augustus 2019, die in totaal € 235,90 bedroeg.
[gedaagde] heeft bij dupliek onvoldoende hiertegen ingebracht, zodat de kantonrechter uit gaat van de juistheid van de stellingen van Zilveren Kruis op dit punt. Het voorgaande brengt met zich dat de kantonrechter er vanuit gaat dat de in de dagvaarding gevorderde hoofdsom pas op 23 december 2019 door [gedaagde] is voldaan. In dat licht dient hierna beoordeeld te worden of [gedaagde] de thans nog gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en proceskosten is verschuldigd.
5.2
Artikel 6:96 lid 6 BW vereist voor toewijzing van de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten dat [gedaagde] door Zilveren Kruis vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen aanvangende de dag na aanmaning, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling (hierna: de veertiendagenbrief). Een dergelijke aanmaning is aan te merken als een verklaring als bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW. Daarom heeft deze aanmaning pas werking indien deze de schuldenaar heeft bereikt. Op Zilveren Kruis rust de bewijslast dat aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 is voldaan. Die bewijslast omvat ook dat en op welke dag de schuldenaar de veertiendagenbrief heeft ontvangen.
Zilveren Kruis heeft diverse aanmaningen overgelegd, waarvan alleen de aanmaning van 11 oktober 2019 (productie 3 bij dagvaarding) voldoet aan de eisen van artikel 6:96 BW. Nu [gedaagde] de ontvangst van deze veertiendagenbrief betwist dient Zilveren Kruis feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat die brief door haar is verzonden naar een adres waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat [gedaagde] daar door Zilveren Kruis kon worden bereikt, en dat en op welke dag de brief daar is aangekomen (HR 25 november 2016 ECLI:NL:HR:2016:2704). Zilveren Kruis heeft in haar conclusie van repliek slechts algemene feiten en omstandigheden gesteld met betrekking tot ontvangst van poststukken, maar geen concrete feiten en/of omstandigheden gesteld ten aanzien van de ontvangst van de veertiendagenbrief. Aldus is niet komen vast te staan dat [gedaagde] de veertiendagenbrief heeft ontvangen. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten dient dan ook afgewezen te worden.
5.3
De vordering tot betaling van de wettelijke rente is door [gedaagde] niet gemotiveerd betwist. Zilveren Kruis heeft de rente berekend tot de dag van dagvaarding. Nu hiervoor is overwogen dat de hoofdsom is voldaan op 23 december 2019 zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over € 235,90 berekend vanaf de vervaldag van de facturen tot 23 december 2019.
5.4
Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter op grond van artikel 237 Rv aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat beide partijen ieder de eigen kosten dragen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen kwijting te betalen de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 235,90 vanaf de datum van verzuim tot aan 23 december 2019;
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
735