ECLI:NL:RBROT:2020:3782

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
C/10/594711 / FA RK 20-2546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over voorlopige machtiging in psychiatrische zorg na opname

Op 20 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige machtiging van een betrokkene, die op 30 maart 2020 door de geneesheer-directeur was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie had verzocht om een rechterlijke beslissing over deze opname, die was gebaseerd op artikel 14d van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De betrokkene, die in een begeleide woonvorm verbleef, had zich niet aan de voorwaarden gehouden en vertoonde problematisch gedrag, wat leidde tot haar opname. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2020 zijn de betrokkene, haar advocaat, een psychiater en haar moeder gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor voortduring van de opname aanwezig zijn, gezien het feit dat de betrokkene niet alle voorgeschreven medicatie nam en haar toestand verergerde. De rechtbank heeft besloten dat de voorlopige machtiging doorloopt tot en met 1 augustus 2020. Deze beslissing is mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en schriftelijk uitgewerkt op 23 april 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/594711 / FA RK 20-2546
Patiëntnummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 april 2020 betreffende een verzoek om een rechterlijke beslissing op de beslissing van de geneesheer-directeur tot conversie, als bedoeld in artikel 14e van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] [postcode betrokkene] [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie Gantel 3 en 4 te Sliedrecht,
advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 9 april 2020, met bijlagen;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam psychiater] , psychiater, verbonden aan Yulius, locatie Gantel 3 en 4, te Sliedrecht;
  • [naam moeder] , moeder van betrokkene.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van 8 januari 2020 is een nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 1 augustus 2020.
2.2.
Op 30 maart 2020 heeft de geneesheer-directeur betrokkene op grond van artikel 14d lid 1 Wet Bopz doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis omdat buiten de instelling het gevaar niet langer kon worden afgewend door naleving van de gestelde voorwaarden en omdat betrokkene de gestelde voorwaarden met betrekking tot de medicatie niet naar behoren nakwam.
2.3.
Betrokkene heeft op 7 april 2020 de officier van justitie verzocht de beslissing van de rechtbank te verzoeken met betrekking tot de beslissing van de geneesheer-directeur tot opname.

3..De beoordeling

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank op grond van artikel 14e lid 1 Wet Bopz te beslissen op het bezwaar van betrokkene tegen de beslissing van de geneesheer-directeur van 30 maart 2020 tot het omzetten van een voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging tot en met 1 augustus 2020.
3.2.
De rechtbank moet toetsen of op dit moment de in artikel 14d lid 1 Wet Bopz genoemde gronden voor voortduring van de opname aanwezig zijn.
Een beslissing ten gunste van betrokkene betekent dat de voorwaardelijke machtiging van
8 januari 2020 herleeft. Een beslissing ten nadele van betrokkene betekent dat de omzetting van de voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging, voortduurt tot en met
1 augustus 2020.
3.3.
De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene is opgenomen nadat in de begeleide woonvorm (BW) door een manische ontregeling van betrokkene een onhoudbare situatie was ontstaan. Betrokkene was verbaal agressief en niet meer in staat tot samenwerking met de begeleiding en volgde de aanwijzingen van de begeleiding ook niet meer. Betrokkene ontkent dit niet, maar wijt haar gedrag aan een oplopend conflict met een medebewoonster, waarvan zij ten onrechte door de begeleiding de schuld heeft gekregen. De rechtbank overweegt dat, daargelaten wie van beiden de aanstichtster van het conflict is geweest, vast staat dat het gedrag van betrokkene er toe heeft geleid dat zij haar plaats in het BW dreigde kwijt te raken omdat ze daar niet meer te handhaven was. Dit betekent dat het gevaar buiten de inrichting niet langer kon worden afgewend door de naleving van de voorwaarden.
Wat de medicatie betreft, is betrokkene het niet eens met de wijziging in de dosering van de lithium die de psychiater wilde aanbrengen. Betrokkene meent dat zij zich wel aan de voorwaarden houdt omdat hierin een dosering is voorgeschreven van 600 mg per dag. Betrokkene miskent hiermee dat de voorwaarden ook vermelden dat dit voorschrift kan wijzigen op geleide van het toestandsbeeld. Dit betekent dat betrokkene de gestelde voorwaarden niet heeft nageleefd.
De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene gezien haar huidige toestandsbeeld nog niet terug kan naar het BW. De situatie is tijdens de opname verder verergerd en betrokkene neemt nog steeds niet alle voorgeschreven medicatie in. Er moet eerst worden gewerkt aan stabilisatie van het psychiatrisch toestandsbeeld, voordat betrokkene terug kan keren naar het BW.
3.4.
Gezien het voorgaande zijn de in artikel 14d lid 1 Wet Bopz genoemde gronden voor voortduring van de opname aanwezig. Daarom wordt op grond van de Wet Bopz als volgt beslist.

4..De beslissing

De rechtbank:
beslist dat de voorlopige machtiging doorloopt tot en met 1 augustus 2020.
Deze beschikking is op 20 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van K.J. Gielen, griffier, en op 23 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.