ECLI:NL:RBROT:2020:3783

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
C/10/594839 / FA RK 20-2608
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 20 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, die lijdt aan een manisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire I stoornis. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 14 april 2020 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van diverse medische documenten, waaronder een verklaring van psychiater M.E.C. Neve. Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene gehoord, samen met haar advocaat mr. J.G. Colombijn-Broersma. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank oordeelde dat betrokkene, als gevolg van haar psychische stoornis, ernstig nadeel ondervond, wat leidde tot de noodzaak van verplichte zorg. De rechtbank stelde vast dat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis waren, aangezien betrokkene niet bereid was om behandeling te accepteren. De rechtbank verleende een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie, beperking van de bewegingsvrijheid en het insluiten in een afgesloten kamer.

De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De zorgmachtiging is verleend tot en met 20 oktober 2020, en de beschikking is mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra, in aanwezigheid van griffier K.J. Gielen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594839 / FA RK 20-2608
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 april 2020 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie Kasperspad te Dordrecht,
advocaat mr. J.G. Colombijn-Broersma te Gorinchem.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 14 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door M.E.C. Neve, psychiater, van 8 april 2020;
 de zorgkaart van 8 april 2020;
 het zorgplan van 26 maart 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene in het bijzijn van drs. D. Karadavut, arts in opleiding tot psychiater, verbonden aan Yulius, locatie Kasperspad;
 de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 maart 2020, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 14 april 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.1.2.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een manisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire I stoornis.
2.1.4.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, alsmede de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Aanvankelijk werd betrokkene vrijwillig opgenomen. Echter bleek zij niet goed stuurbaar, putte zij zichzelf uit en hield zij zich niet aan de op de afdeling geldende maatregelen in het kader van het COVID-19, wat onrust op de afdeling veroorzaakte. In combinatie met een toename van manie en psychose leidde dit tot een crisismaatregel en aansluitend een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Tijdens de mondelinge behandeling geeft de behandelend arts aan dat betrokkene zich gedurende de huidige opname nog steeds niet aan hygiëne maatregelen met betrekking tot het COVID-19 houdt, bijvoorbeeld door niet-corrigeerbaar te hoesten in het bijzijn van anderen. Ook blijft zij, ondanks waarschuwingen, op de afdeling seksueel ontremd gedrag vertonen. Verder is sprake van een manische psychotische episode, waarbij betrokkene zichzelf uitput en gedesorganiseerd en labiel is. Betrokkene lijdt aan oordeel- en kritiekstoornissen, waardoor ze wilsonbekwaam is ter zake van haar toestandsbeeld en zich ambivalent opstelt tegenover haar behandeling en medicatie inname. De behandelend arts geeft aan dat betrokkene de met haar gemaakte afspraken niet kan nakomen. Ook heeft betrokkene de afgelopen dagen regelmatig haar medicatie uitgebraakt. Het wordt noodzakelijk geacht dat betrokkene nader ingesteld wordt op haar medicatie, zodat zij kan stabiliseren.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te
stabiliseren heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is erg wisselend in haar therapie- en medicatietrouwheid en heeft moeite zich aan afspraken te houden.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles ter behandeling van een psychische stoornis, voor de duur van zes maanden;
 het beperken van de bewegingsvrijheid, voor de duur van drie maanden;
 het insluiten, dat ziet op de afsluitbare kamer waarin betrokkene overnacht, voor de duur van drie maanden;
 het onderzoek aan kleding of lichaam, voor de duur van drie maanden;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen, voor de duur van drie maanden;
 het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, voor de duur van drie maanden;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, voor de duur van zes maanden. Dit ziet tevens op de controles en huisbezoeken in het kader van de ambulante behandeling door het FACT-team;
 het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, voor de duur van drie maanden;
 het opnemen in een accommodatie, voor de duur van drie maanden.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten vocht, voeding en uitoefenen van toezicht, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.4.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden, met inachtneming van de termijnen genoemd in rechtsoverweging 2.2.2..

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 oktober 2020.
Deze beschikking is op 20 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van K.J. Gielen, griffier en op 23 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.