ECLI:NL:RBROT:2020:3868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
C/10/594644 / FA RK 20-2507
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 17 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek tot machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 8 april 2020, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring van drs. J. Vos. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt en haar advocaat, mr. L.A. Middelkoop.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt, die lijdt aan een gevorderd dementieel beeld door de ziekte van Alzheimer, ernstig nadeel ondervindt. Dit nadeel omvat risico's op lichamelijk letsel, psychische schade en verwaarlozing, en wordt verergerd door de coronamaatregelen. De rechtbank concludeert dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, oordeelt de rechtbank dat aan de wettelijke criteria voor de machtiging is voldaan.

De machtiging tot opname en verblijf wordt verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 17 oktober 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven op 17 april 2020 en schriftelijk uitgewerkt op 28 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594644 / FA RK 20-2507
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen op 8 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door drs. J. Vos, specialist ouderengeneeskunde, van 23 maart 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 30 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona) telefonisch gehoord:
  • cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
  • [naam casemanager] , casemanager;
  • [naam verzorgende] , verzorgende;
  • [naam zoon] , zoon van betrokkene.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een gevorderd dementieel beeld door de ziekte van Alzheimer.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op onder andere, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Uit hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling en het dossier blijkt dat cliënt dermate vergeetachtig is dat ze elke dag met haar rollator meerdere rondjes om haar huis loopt terwijl ze denkt dat ze maar één rondje loopt. Tijdens deze rondjes valt ze vanuit een behoefte tot gezelschap onbekenden op straat lastig door ze aan te spreken en met ze mee te lopen. Zeker nu coronamaatregelen gelden roept cliënt hier dermate veel agressie bij anderen op dat ze is bedreigd en geduwd. Tevens vergeet cliënt haar deur dicht te doen als zij haar huis verlaat. Ook reageert cliënt niet adequaat. Uit het episodejournaal van de huisarts blijkt bijvoorbeeld dat cliënt niet reageert op een steekpartij die heeft plaats gevonden en er gewoon langsloopt. De casemanager verklaart dat cliënt niet goed voor zichzelf zorgt. Cliënt geeft aan zichzelf te wassen maar dit is niet het geval. Verder ervaren de buren veel overlast van cliënt doordat zij ’s ochtends en ’s avonds aanbelt, op de ramen bonkt en zichzelf binnendringt. De situatie begint dusdanig uit de hand te lopen dat de buren hebben gedreigd verdere stappen te ondernemen waarbij een fysieke benadering niet onmogelijk wordt geacht. De thuiszorg geeft aan cliënt niet meer te kunnen aansturen en daarnaast is de mantelzorger, de zoon van cliënt, overbelast. De zoon is herstellende van een CVA maar cliënt blijft een beroep op hem doen door hem veelvuldig te bellen ook naar zijn werk en het ziekenhuis waar hij wordt behandeld.
2.4.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de advocaat van cliënt dat het ernstig nadeel tijdelijk is vanwege het coronavirus. Anders dan de advocaat betoogt blijkt dat er al meer dan een jaar grote zorgen zijn om cliënt. Uit het episodejournaal van de huisarts blijkt dat sinds januari 2019 het steunsysteem overbelast is en de vergeetachtige situaties zoals beschreven onder rechtsoverweging 2.3 zich al sinds mei 2019 voordoen.
2.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Zo geeft cliënt meerdere malen tijdens de mondelinge behandeling aan thuis te willen blijven wonen en ziet ze niet in waarom dat niet zou kunnen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 oktober 2020.
Deze beschikking is op 17 april 2020 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier op 28 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.