“I. Te verklaren voor recht dat op grond van verjaring de juridische erfgrens tussen het "perceel [eiser 3] ", ofwel het woonhuis met garage, ondergrond, en bijbehorende grond, staande en gelegen te Den Haag, aan de [adres 1] ( [postcode 1] , kadastraal bekend gemeente Loosduinen, sectie [sectie] , nummer [nummer 1] , groot zeven are en zevenentachtig centiare en het "perceel [verweerder] ", de bungalow met dubbele garage, ondergrond, erf, tuin, en verder toebehoren aan de [adres 2] te Den Haag ( [postcode 2] ), kadastraal bekend gemeente Loosduinen, sectie [sectie] , nummer [nummer 2] , groot elf are en zevenentachtig centiare, als volgt loopt:
De noordwestelijke erfgrens: een natuurstenen muurtje gerekend vanaf de Meer en Boslaan tot en met de noordwestelijke muur van de garage/pantry van [eiser 3] en
De zuidwestelijke erfgrens: het door het kadaster in zowel 1995 als 2012 gemeten punt vanaf de Duinlaan tot en met de zuidwestelijke muur van de garage/pantry van [eiser 3] alsmede
Het hoekpunt: de plaats waar de noordwestelijke muur van de garage/pantry van [eiser 3] samenkomt met de zuidwestelijke muur (ofwel de achterste muur van de garage/pantry van [eiser 3] ).
Subsidiair
II. Bepaalt op grond van artikel 5:47 de juridische erfgrens tussen het "perceel
[eiser 3] " ofwel het woonhuis met garage, ondergrond, en bijbehorende grond, staande en gelegen te Den Haag, aan de [adres 1] ( [postcode 1] ), kadastraal bekend gemeente Loosduinen, sectie [sectie] , nummer [nummer 1] , groot zeven are en zevenentachtig centiare en het "perceel [verweerder] ", de bungalow met dubbele garage, ondergrond, erf, tuin, en verder toebehoren aan de [adres 2] te Den Haag ( [postcode 2] ), kadastraal bekend gemeente Loosduinen, sectie [sectie] , nummer [nummer 2] , groot elf are en zevenentachtig centiare, als volgt loopt:
De noordwestelijke erfgrens: een natuurstenen muurtje gerekend vanaf de Meer en Boslaan tot en met de noordwestelijke muur van de garage/pantry van [eiser 3] en
De zuidwestelijke erfgrens: het door het kadaster in zowel 1995 als 2012 gemeten punt vanaf de Duinlaan tot en met de zuidwestelijke muur van de garage/pantry van [eiser 3] alsmede
Het hoekpunt: de plaats waar de noordwestelijke muur van de garage/pantry van [eiser 3] samenkomt met de zuidwestelijke muur (ofwel de achterste muur van de garage/pantry van [eiser 3] ).
Meer subsidiair
III. Gelast c.q. veroordeelt [verweerder] tot het verlenen van medewerking aan verkoop aan [eiser 3] of vestiging van een recht van erfdienstbaarheid ex artikel 5:54 BW jegens [eiser 3] ten aanzien van het perceel c.q. de gedeelten van de garage/pantry, beplantingen, afscheidingen, en/of schuttingen en alle andere opstallen en roerende zaken op het stuk perceel dat op grond van de in dit vonnis vastgestelde juridische erfgrens in eigendom toebehoort aan [verweerder] doch thans in bezit is van [eiser 3] onder de verplichting voor [verweerder] binnen twee weken na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis een keuze te maken tussen overdracht van het eigendom aan [eiser 3] of het vestigen van een erfdienstbaarheid jegens [eiser 3] tot het handhaven van de bestaande toestand, al dan niet tegen schadeloosstelling, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag in geval van niet nakoming van deze verplichting, zulks met een
maximum van € 50.000,00.
IV. Bepaalt voorts dat een deskundige de prijs bepaalt van de overdracht en/of de schadeloosstelling nadat [verweerder] de keuze als bedoeld onder III heeft gemaakt.
Aanvullende vordering
V. Gelast c.q. veroordeelt [verweerder] tot het verwijderen van de knik in de erfafscheiding/scheidsmuur/schutting op de zuidwestelijke erfgrens en wel zodanig dat de erfafscheiding/scheidsmuur/schutting vanaf het door het kadaster in zowel 1995 als 2012 gemeten punt vanaf de Duinlaan tot en met de zuidwestelijke muur van de garage/pantry van [eiser 3] recht loopt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag in geval van niet nakoming van deze verplichting, zulks met een maximum van € 50.000,00.
VI. Veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [eiser 3] van een schadevergoeding op
grond van onrechtmatig handelen ten bedrage van € 5.000,00 althans een in goede justitie te betalen bedrag.
VII. [verweerder] in alle gevallen te veroordelen in de kosten van het geding.”