ECLI:NL:RBROT:2020:4045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
C/10/592036 / JE RK 20-532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om deze verlengingen, omdat de kinderen al meer dan twee jaar in een pleeggezin verblijven en zich daar positief ontwikkelen. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft zich verzet tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, en pleit voor een terugplaatsing bij de oma aan moederszijde. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld vanwege de COVID-19 maatregelen en heeft de moeder, haar advocaat, de pleegmoeder en een vertegenwoordiger van de GI gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie in het pleeggezin te continueren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 1 mei 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 november 2020. Tevens is de behandeling van de zaak voor het overige aangehouden tot 1 oktober 2020, om te bezien of er nieuwe onderzoeksresultaten beschikbaar zijn die van invloed kunnen zijn op de situatie van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de GI is opgedragen om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/592036 / JE RK 20-532
datum uitspraak: 17 april 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2013 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2016 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam pleegvader] ,

hierna te noemen de pleegvader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 24 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 25 februari 2020,
- het verweerschrift van de moeder, ingediend door mr. D. Akdemir op 16 april 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 17 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft door middel van een conference call telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. D. Akdemir,
- de pleegmoeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 16 april 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 1 mei 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot
1 mei 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven al twee jaar in het pleeggezin en ontwikkelen zich daar positief. De kinderen zijn gehecht aan hun pleegouders en worden goed door hen ondersteund. Uit het onderzoek van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) blijkt dat de moeder over onvoldoende vaardigheden beschikt. Hoewel de moeder veel van de kinderen houdt, is het vanwege haar psychiatrische problematiek niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] om hen thuis te plaatsen. Ook is een overplaatsing van de kinderen naar oma moederszijde (mz) niet in hun belang. De GI heeft daarom een verzoek bij de Raad ingediend voor een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder. Dit onderzoek is stilgelegd in afwachting van een second opinion naar de opvoedvaardigheden van de moeder en oma mz.

De standpunten

De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich, deels bij monde van haar advocaat, tegen een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van beide kinderen. Het is niet terecht dat er gesproken wordt van forse psychiatrische problemen bij de moeder. De moeder zat in een tijdelijke moeilijke situatie ten tijde van de uithuisplaatsing. De moeder wil dat er onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor een plaatsing binnen het netwerk. De kinderen kunnen bij de oma mz verblijven, waar zij voor de uithuisplaatsing ook verbleven. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn gehecht aan het gezin van oma mz, waar ook de oudste drie kinderen van de moeder verblijven. De oma mz heeft voldoende opvoedkwaliteiten en is in staat om voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te zorgen. Er is echter door het KSCD nooit onderzoek naar oma mz gedaan. De moeder denkt dat het beter zou zijn voor de kinderen om een terugplaatsing bij oma mz te proberen. De moeder heeft daarom een second opinion gevraagd aan kinder- en jeugdpsychiater mw. Van Hoof. Zij doet nu onderzoek naar de opvoedingsvaardigheden van de moeder en van oma. Het onderzoek van de Raad ligt nu stil in afwachting van de uitkomst van de second opinion.
De pleegmoeder is het eens met het verzoek van de GI. De kinderen ontwikkelen zich positief in het pleeggezin en zitten op hun plek. Het is gelukt om een goede band tussen de kinderen en de moeder op te bouwen. De pleegmoeder acht het niet in het belang van de kinderen om de hechting met de pleegouders te verstoren.

De beoordeling

Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de moeder, haar advocaat, de pleegmoeder en de zittingsvertegenwoordigster van de GI telefonisch gehoord. De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek nog aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] als onweersproken worden verlengd voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven al meer dan twee jaar in het huidige pleeggezin, waar zij zich positief ontwikkelen. De kinderen hebben bij de pleegouders een stabiele opvoedsituatie waar zij toekomen aan hun ontwikkeling en waar zij de zorg en aandacht krijgen die zij nodig hebben. In maart 2018 heeft het KSCD geconcludeerd dat de moeder over onvoldoende opvoedvaardigheden beschikt en vanwege haar persoonlijke psychiatrische problematiek niet in staat is om een veilige opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te creëren. Namens de moeder wordt gepleit dat dit KSCD-rapport onbetrouwbaar en verouderd is. De moeder heeft inhoudelijke bezwaren tegen de inhoud van dit rapport. De kinderrechter merkt op dat het rapport in ieder geval te oud is om nu doorslaggevend te kunnen zijn. De GI heeft echter al in oktober 2019 aan de Raad verzocht om nader onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder. De moeder heeft zich voorts gewend tot een onafhankelijke onderzoeker, mw. Van Hoof. De komende maanden zal er dus nieuw onderzoek beschikbaar komen. Het is van belang om daarop te wachten. Met de kinderen behoort immers niets geprobeerd te worden. Een verplaatsing van de kinderen is, nu het goed gaat met hen bij de pleegouders, alleen denkbaar als dat overduidelijk in het belang van de kinderen is en de slagingskansen van zo’n andere plaatsing zeer groot. Tot dat de uitkomsten van het onderzoek van mw. Van Hoof bekend zijn en de Raad tevens onderzoek heeft gedaan naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat de plaatsing van de kinderen in het pleeggezin, mede gelet op hun positieve ontwikkeling, gecontinueerd dient te worden.
De kinderrechter ziet aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden te verlengen en de behandeling voor het overige aan te houden om te bezien of tegen die tijd alle onderzoeksresultaten binnen zijn en welke conclusies hieraan kunnen worden verbonden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 1 mei 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 november 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 oktober 2020 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld door de kinderrechter en ondertekend door de griffier op 28 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.