ECLI:NL:RBROT:2020:4300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
8204672 CV EXPL 19-52164
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering zorgpremie en incassokosten door De Friesland Zorgverzekeraar N.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Friesland Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De Friesland vorderde betaling van een bedrag van € 82,52 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van zorgpremies voor de maanden augustus, september en oktober 2019. De zorgpremie was vastgesteld op € 21,95 per maand en de totale betalingsachterstand bedroeg € 65,85. De gedaagde voerde echter aan dat de vordering al volledig was betaald en overhandigde betalingsbewijzen ter onderbouwing.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Uit de overgelegde specificaties bleek dat De Friesland ten onrechte incassokosten in rekening had gebracht, die in mindering moesten worden gebracht op de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde de hoofdsom reeds had voldaan en dat er geen bedrag meer resteerde. Hierdoor werd de vordering van De Friesland afgewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De Friesland werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot, aangezien deze in persoon procedeerde.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van zorgvuldige berekeningen en het correct in rekening brengen van kosten door zorgverzekeraars. Dit vonnis kan als precedent dienen voor soortgelijke zaken waarin zorgpremies en incassokosten ter discussie staan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8204672 CV EXPL 19-52164
uitspraak: 1 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
De Friesland Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “De Friesland” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 20 november 2019, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] , met een productie;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende vermindering van eis, met producties;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] , met producties;
  • de akte uitlating producties aan de zijde van De Friesland.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
[gedaagde] heeft bij De Friesland een aanvullende tandartsverzekering afgesloten.
2.2
Uit hoofde van deze verzekering is [gedaagde] aan De Friesland zorgpremie, eigen bijdragen en zorgkostennota’s verschuldigd. De zorgpremie is vastgesteld op € 21,95 per maand voor het jaar 2019.

3..De vordering

3.1
De Friesland heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan De Friesland te betalen een bedrag van € 82,52 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en aan verschenen rente,
te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 65,85 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft De Friesland - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] is in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de over de maanden augustus, september en oktober 2019 aan De Friesland verschuldigde premie (factuurkenmerken [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] ). De totale betalingsachterstand bedraagt € 65,85. Op deze betalingsachterstand strekt een bedrag van
€ 31,90 ter zake van door [gedaagde] aan De Friesland verrichte betalingen in mindering. Hierdoor resteert een hoofdsom van € 33,95.
3.2.2
Bij conclusie van repliek heeft De Friesland de vordering verminderd met een bedrag van € 1,00. Derhalve resteert een bedrag van € 32,95 aan hoofdsom.
3.2.3
De betalingstermijnen van voornoemde facturen zijn inmiddels verstreken en daarom maakt De Friesland aanspraak op een bedrag van € 0,17 aan verschenen rente, berekend tot de dag der dagvaarding.
3.2.4
Door de (gedeeltelijke) wanbetaling van [gedaagde] zag De Friesland zich genoodzaakt om haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 48,40 (inclusief btw) komen voor rekening van [gedaagde] .

4..Het verweer

Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van De Friesland. Daartoe heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat de vordering van De Friesland al volledig betaald is. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [gedaagde] diverse betalingsbewijzen overgelegd.

5..De beoordeling

5.1
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] de aan De Friesland verschuldigde premie over de maanden augustus, september en oktober 2019 al dan niet volledig heeft voldaan.
5.2
De kantonrechter constateert dat uit de door De Friesland - als productie 2 bij de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis - overgelegde specificatie blijkt dat een bedrag van in totaal € 45,00 aan incassokosten bij [gedaagde] in rekening is gebracht met betrekking tot het jaar 2019. Deze incassokosten vallen echter onder een eventuele vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en moeten daarom in mindering worden gebracht op de door De Friesland (uiteindelijk) gevorderde hoofdsom van € 32,95.
De Friesland heeft dan ook ten onrechte diverse betalingen door [gedaagde] tot voormeld bedrag van € 45,00 afgeboekt op deze incassokosten. Een en ander brengt met zich dat de hoofdsom reeds (ruimschoots) door [gedaagde] is voldaan en dat er geen bedrag aan hoofdsom meer resteert. Dit betekent dat de daarop gerichte vordering wordt afgewezen.
5.3
De gevorderde verschenen wettelijke rente wordt eveneens afgewezen, nu die rente mede berekend is over ten onrechte in rekening gebrachte en in de hoofdsom opgenomen incassokosten.
5.4
De Friesland maakt verder aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De Friesland is in haar aanmaning van 9 oktober 2019 uitgegaan van een hoger bedrag aan hoofdsom dan op dat moment was verschuldigd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft De Friesland in 2019 ten onrechte een bedrag van € 45,00 aan incassokosten in rekening gebracht, waardoor De Friesland [gedaagde] voor een te hoog bedrag aan hoofdsom heeft aangemaand. Ook de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
5.5
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
5.6
De Friesland wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden op nihil begroot, omdat [gedaagde] in persoon procedeert.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt De Friesland in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240