Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
in de zaak 535920
- de conclusie van antwoord van HKS van 28 februari 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord van het Havenbedrijf van 28 februari 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord van Kramer van 25 april 2018, met producties;
- de akte houdende overlegging producties van het Havenbedrijf van 20 november 2018 met productie HbA 12;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 16 april 2019, en de bij die gelegenheid door de advocaten voorgedragen spreekaantekeningen;
- de brief van mr. Gruben voornoemd van 8 mei 2019, met opmerkingen over het proces-verbaal;
- de brief van mr. Bienfait voornoemd van 9 augustus 2019, met een productie (productie 13 in deze zaak);
- de brief van mr. Bienfait voornoemd van 9 augustus 2019, met een productie (productie 14 in deze zaak);
- de akte overlegging producties van [eiser] van 22 augustus, met twee producties (productie 31 en productie 32);
- de akte houdende overlegging producties t.b.v. de voortzetting van de comparitie van partijen van 22 augustus 2019 van het Havenbedrijf, met producties (producties 13 en 14);
- de akte houdende overlegging producties t.b.v. de voortzetting van de comparitie van partijen van 22 augustus 2019 van het Havenbedrijf, met producties (producties 14 herstel en 15);
- de akte houdende overlegging producties t.b.v. de voortzetting van de comparitie van partijen van 22 augustus 2019 van HKS, met een productie (productie 3);
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 22 augustus 2019;
- de rolberichten van partijen van 27 november 2019 waarbij partijen hebben laten weten dat zij niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen en vonnis hebben gevraagd.
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 16 april 2019, en bij die gelegenheid door de advocaten voorgedragen spreekaantekeningen;
- de brief van mr. Gruben voornoemd van 8 mei 2019, met opmerkingen over het proces-verbaal;
- de brief van mr. Bienfait voornoemd van 9 augustus 2019, met een productie (productie 22 in deze zaak);
- de brief van mr. Bienfait voornoemd van 9 augustus 2019, met een productie (productie 23 in deze zaak);
- de akte houdende overlegging producties t.b.v. de voortzetting van de comparitie van partijen van 22 augustus 2019 van het Havenbedrijf, met producties (productie 19 en 20);
- de akte houdende overlegging producties t.b.v. de voortzetting van de comparitie van partijen van 22 augustus 2019 van het Havenbedrijf, met producties (productie 20 herstel en productie 21);
- de akte houdende overlegging producties t.b.v. de voortzetting van de comparitie van partijen van 22 augustus 2019 van HKS, met een productie (productie 3);
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 22 augustus 2019;
- de rolberichten van partijen van 27 november 2019 waarbij partijen hebben laten weten dat zij niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen en vonnis hebben gevraagd.
2..De feiten
in beide zaken
de buispaal losgebroken ter plaatse van de aanhechtingslas op de fundatieplaat en de buispaal met pin niet meer aanwezig.
is door EversPartners een statistische berekening van deze bolders aan de betreffende kade gemaakt (zie bijlage 1).
3..Het geschil
in de zaak 535920
PRIMAIR:
SUBSIDIAIR:
4..De beoordeling
in de zaak 535920
snap back-zone. Een zeeschip heeft een verschansing met kluizen waarmee de draad wordt vastgezet. De afstand tussen de bolder op de kade en de kluis is de gevarenzone. Op zeeschepen is die zone op het dek roodgekleurd. Duwbakken hebben geen verschansing en daarmee geen officiële
snap back zone. Die term is in de binnenvaart ook niet bekend,
“het idee echter wel”, aldus [naam persoon 1] ter comparitie.
“ [eiser] was geïnstrueerd dat hij niet in die zone moest blijven staan. Hoe groot die zone is, hangt af van de specifieke omstandigheden. In dit geval zal dat zo’n 5 á 6 meter zijn geweest”,oftewel - zo begrijpt de rechtbank - de afstand tussen de lier op de kop van de duwbak en de bolder.
“the larger part of the crack was of an older date”;dit impliceert dat een kleiner deel van de breuk van recente datum was. Bij dit alles komt dat Kramer heeft uitgelegd dat en waarom hij bij bolder 20 wilde aanmeren, namelijk omdat daarvoor aan de bolders 21 tot en met 24 de duwbak ‘ [naam vaartuig 2] ’ was aangemeerd die hij de volgende ochtend (in opdracht van HKS) moest vletten. Het is niet aannemelijk dat de matroos de tros om een reeds afgebroken bolder heeft gelegd. Die moet er op dat moment dus nog zijn geweest, terwijl de volgende ochtend is geconstateerd dat dit niet meer het geval was. Bij de verdere beoordeling dient dan ook tot uitgangspunt dat bolder 20 op 20 maart 2015 bij het aanmeren van de duwcombinatie is afgebroken.
“Verschillende lichte bolders zijn beschadigd en/of in slechte staat.”Verder spreken de aangehaalde citaten uit het rapport van Verweij Hoebee voor zich. Hetzelfde geldt voor de constatering in de e-mail van IJbouw van 11 mei 2015 dat enkele bolders zwaar uitgesleten zijn en hierdoor de staaldikte aanzienlijk verminderd is. Het rapport van Halyard Survey rechtvaardigt geen ander oordeel. Dat rapport gaat uit van sterktemetingen van Materiaal Metingen Testgroep. Niet is in geschil dat de bolders na het ongeval van nieuwe lassen zijn voorzien. Het Havenbedrijf en HKS hebben geen antwoord gegeven op de vraag of de metingen van Materiaal Metingen Testgroep van daarvoor zijn of daarna. De rechtbank verbindt daaraan de conclusie die haar geraden voorkomt, namelijk dat de metingen van daarna zijn. Dat ligt ook het meest voor de hand omdat de sterkte van de bolders voor het ongeval al bekend was uit de berekeningen van EversPartners. Bovendien laten de foto’s bij het rapport van Materiaal Metingen Testgroep ringen zien rond de lasnaden van de bolders die ernstig doen vermoeden dat het daarbij om nieuwe lasnaden gaat.