ECLI:NL:RBROT:2020:4566

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
19/1399
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kennisneming politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de weigering van de korpschef van de politie, landelijke eenheid, om eiser kennis te laten nemen van politiegegevens die over hem zijn verwerkt. Eiser had op 11 juli 2018 een verzoek ingediend op basis van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) om inzage in deze gegevens. Het bestreden besluit, dat op 8 februari 2019 werd genomen, weigerde dit verzoek gedeeltelijk, met als argument dat onthouding van kennisneming noodzakelijk was voor de goede uitoefening van de politietaak en ter bescherming van de rechten van betrokkenen en derden, zoals vermeld in artikel 27 van de Wpg.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de weigering onvoldoende gemotiveerd was en dat hij een aantoonbaar redelijk belang had bij zijn verzoek. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 30 januari 2020 gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft kennisgenomen van vertrouwelijk overgelegde documenten door de verweerder en heeft geoordeeld dat er voldoende gewichtige redenen zijn om de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de goede uitvoering van de politietaak en de bescherming van de rechten van derden zwaarder wegen dan het belang van eiser bij kennisneming.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat de weigering van de korpschef om kennis te geven van de politiegegevens terecht was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de geldende wetgeving, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van de Wpg en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft toegepast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/1399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2020 in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiser,

gemachtigde: mr. M. van Stratum,
en

de korpschef van de politie, landelijke eenheid, verweerder,

gemachtigde: E.O. Mol.

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om kennisneming van politiegegevens die over hem verwerkt worden op grond van artikel 27 van de Wet politiegegevens (Wpg) (gedeeltelijk) geweigerd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is deze zaak gevoegd behandeld met de zaak met nummer 19/3630. Er wordt in beide zaken apart uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiser heeft verweerder op 11 juli 2018 op grond van artikel 25 Wpg verzocht om kennis te nemen van de politiegegevens die over hem verwerkt worden bij de Nationale Politie, landelijke eenheid.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat aan eiser over geen kennisneming wordt verleend omdat onthouding van de kennisneming noodzakelijk is in het belang van de goede uitoefening van de politietaak en de bescherming van de rechten van betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden (artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wpg).
3 Bij brief van 16 april 2019 heeft verweerder de rechtbank documenten toegestuurd waarop geheimhouding ex artikel 8.29 Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden toegepast.
4. Bij brief van 16 juni 2019 heeft eiser meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van verweerder en geeft hij de rechtbank toestemming kennis te nemen van de door verweerder overgelegde stukken met inachtneming van artikel 8:29 Awb.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt dat het voor een groot deel gaat om gegevens die niet ter kennisneming geweigerd kunnen worden. Eiser stelt dat hij een aantoonbaar redelijk belang heeft bij zijn verzoek. Verweerder heeft de weigering voorts onvoldoende gemotiveerd, hij had aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden en voor elk persoonsgegeven afzonderlijk moeten toetsen of aan de voorwaarden voor een beroep op een weigeringsgrond is voldaan. Verweerder heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welke belangen nog betrokken zijn bij geheimhouding.
wettelijk kader
6. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
oordeel van de rechtbank
beslissing artikel 8:29 Awb
7. De rechtbank heeft kennis genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde documenten en is van oordeel dat er voldoende gewichtige redenen zijn om de beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb gerechtvaardigd te achten.
artikel 25 Wpg
8. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, Awb kennis genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde documenten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gegevens betreffen die in het kader van de uitoefening van de politietaak worden verwerkt dan wel gegevens betreffen van derden of herleidbaar zijn tot derden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hier aan artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wpg een juiste toepassing gegeven. Verweerder moet een verzoek om kennisneming van politiegegevens gelet op artikel 27, eerste lid, van de Wpg afwijzen als dit ter bescherming van de in dat artikellid genoemde belangen noodzakelijk is. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voorts kunnen overwegen dat met het nader motiveren waarom geen inzage in bepaalde gegevens wordt gegeven het risico bestaat dat daarmee juist (enige) informatie vrijkomt waarvan het voor een goede uitvoering van de politietaak noodzakelijk is dat daarvan geen kennis wordt gegeven en dat dit betekent dat de motivering van de weigering om kennis te nemen van de gegevens in gevallen als deze beperkt blijft.
Het door eiser geschetste persoonlijke belang dat hij zegt te hebben bij kennisneming speelt geen rol bij de beoordeling. Verweerder heeft namelijk, gelet op het dwingende karakter van artikel 27, eerste lid, van de Wpg, geen ruimte voor een afweging van de daarin genoemde belangen en het belang van eiser bij kennisneming. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:224).
Autoriteit persoonsgegevens
9. Naar het oordeel van de rechtbank kan het verzoek van eiser aan de rechtbank om te bepalen dat de Autoriteit Persoonsgegevens van alle geweigerde mutaties c.q. persoonsgegevens inhoudelijk kennis neemt en vervolgens per mutatie de rechtbank informeert over een drietal in het beroepschrift opgenomen vragen, niet in het kader van de onderhavige procedure worden gedaan. Dit verzoek strandt al op het enkele feit dat genoemde Autoriteit niet in deze beroepsprocedure is betrokken. De rechtbank heeft dit verzoek daarom niet in behandeling genomen.
10. Gelet op het hiervoor overwogene zal het beroep ongegrond worden verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

De beslissing

De rechtbank:
artikel 8:29 Awb
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken als bedoeld in artikel 8:29 Awb gerechtvaardigd is.
verzoek artikel 25 Wpg
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.F.J. Fransen, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is buiten staat
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage- wettelijk kader
1. Op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht( Awb) kunnen partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
Op grond van het derde lid beslist de bestuursrechter of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
In het vijfde lid is bepaald dat indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doet. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
2. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet politie gegevens (Wpg) heeft betrokkene het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en informatie te verkrijgen over (…)
Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wpg wordt een verzoek, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wpg, afgewezen voor zover het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van:
a. de goede uitvoering van de politietaak;
b. de bescherming van de rechten van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden;
c. de veiligheid van de staat.