Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
1..[naam gedaagde 1] ,
[naam gedaagde 2],
1..De procedure
- het vonnis in incident van 10 april 2019 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte overlegging producties, zijdens Rabobank;
- de conclusie van antwoord, zijdens [naam gedaagde 1] ;
- de oproepingsbrief van deze rechtbank van 19 juni 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte vermindering van eis, met producties;
- de antwoordakte, zijdens [naam gedaagde 1] ;
- de brief van mr. Wiekamp d.d. 20 september 2019, met bijlagen;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 8 oktober 2019 en de opmerkingen daarbij van mr. Wiekamp per brief van 17 oktober 2019;
- de pleitnotities van mr. Wiekamp;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 5 november 2019 (tevens in de zaak in vrijwaring HA 19-461) en de opmerkingen daarbij van mr. Wiekamp per brief van 22 november 2019 en van mr. Van Kooij per brief van 28 november 2019;
- de stukken met betrekking het door Rabobank ten laste van [naam gedaagde 1] onder Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN) gelegde derdenbeslag.
2..De feiten
2. Zorgplicht bank en cliënt
3..Het geschil
4..De beoordeling
jegens [naam gedaagde 1]
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)