In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering tot betaling van openstaande facturen die voortvloeien uit een aanvullende zorgverzekering die de gedaagde niet tijdig zou hebben opgezegd. De gedaagde betwist de verschuldigdheid van de premie voor de aanvullende verzekering over de periode van 1 januari 2019 tot 1 juli 2019, omdat zij stelt dat zij zowel de basis- als aanvullende verzekering heeft opgezegd en bij een andere zorgverzekeraar een nieuwe verzekering heeft afgesloten.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 13 maart 2020 de gedaagde in de gelegenheid gesteld om toe te lichten hoe zij de opzegging van de aanvullende zorgverzekering heeft verricht. De gedaagde heeft een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat er mogelijk iets systeemtechnisch mis is gegaan bij de opzegging. De kantonrechter oordeelt echter dat uit deze e-mail niet kan worden afgeleid dat de aanvullende verzekering daadwerkelijk is opgezegd. De gedaagde had moeten controleren of de opzegging goed was doorgevoerd, wat zij niet heeft gedaan. Hierdoor blijft de aanvullende verzekering doorlopen en komen de kosten voor rekening van de gedaagde.
Zilveren Kruis heeft daarnaast aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter zijn toegewezen tot een bedrag van € 48,40. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 321,40 aan hoofdsom, incassokosten en rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.