ECLI:NL:RBROT:2020:5468

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596911 / FA RK 20-3591
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting verblijf op verzoek van het CIZ

Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een geregistreerde accommodatie, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan de ziekte van Korsakov, is opgenomen in Laurens woonbehandelcentrum Aesopus te Rotterdam. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag gehouden, waarbij de advocaat van de cliënt, mr. Ch.J. Nicolaï, en andere betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt ernstig nadeel ondervindt door zijn psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing. De advocaat heeft gepleit voor meer vrijheden voor de cliënt, maar de rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen. De rechtbank verleent de machtiging voor een periode van zes maanden, ingaande op 17 juni 2020, en dit in aansluiting op een eerdere machtiging die tot 21 juni 2020 loopt. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.C.A. de Groot en schriftelijk uitgewerkt op 15 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596911 / FA RK 20-3591
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 juni 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] , [geboorteland cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en verblijvende in Laurens woonbehandelcentrum Aesopus,
aan de Aesopusplaats 2, 3076 BA te Rotterdam,
advocaat mr. Ch.J. Nicolaï te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 20 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 9 november 2017;
 de verklaring van [naam arts 1] , arts, van 2 mei 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 4 mei 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder [naam arts 2] van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 5 april 2020;
 het zorgplan van 4 mei 2020;
 een afschrift van de beschikking van 25 februari 2020 van de rechtbank Rotterdam waarin een mentor is benoemd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt in het bijzijn van [naam arts 2] , arts, verbonden aan Laurens;
 mevr. [naam mentor] h.o.d.n. [naam kantoor] als mentor van cliënt;
 de hiervoor genoemde advocaat van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Op 15 juli 2019 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf verleend tot en met 21 juni 2020.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een met een psychogeriatrische aandoening gelijkgestelde stoornis op grond van artikel 1A.1 lid 1 sub a van het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, te weten de ziekte van Korsakov.
2.4.
Deze gelijkgestelde stoornis leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang. Cliënt is in 2005 gediagnosticeerd met de ziekte van Korsakov en heeft daarnaast in 2015 een herseninfarct gehad. Het ernstig nadeel bestaat voornamelijk daaruit dat cliënt veel zorg nodig heeft die hem niet geboden kan worden in de thuissituatie.
De advocaat brengt naar voren dat het momenteel relatief goed gaat met cliënt in de instelling. Cliënt blijft wel naarstig verlangen naar meer vrijheden en verzet zich tegen een voortgezet verblijf. Dit verlangen naar vrijheid is zo groot dat cliënt niet goed kan omgaan met de vrijheden die hem wel worden gegeven. Cliënt gebruikt zo’n situatie om zich geheel aan het toezicht te onttrekken met als gevolg dat de verleende vrijheden direct worden teruggetrokken. Daarbij komt dat cliënt na onttrekking aan het toezicht direct op de telex wordt gezet, waardoor hij weer zo gestrest raakt dat hij daardoor weer middelen gaat gebruiken. Deze vicieuze cirkel houdt een verdere positieve ontwikkeling van cliënt tegen. De advocaat pleit ervoor dat cliënt meer vrijheid wordt gegund dan wel dat het genieten van vrijheden actiever wordt aangepakt waarbij dan niet direct de hulp van politie wordt ingeschakeld bij overtreding van de gegeven vrijheden maar dat wordt geprobeerd om cliënt op andere manieren te bewegen terug te keren naar de instelling.
2.5.
De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat van cliënt voor zover het betreft de situatie van de vrijheden van cliënt. Er lijkt sprake van een patstelling waarbij een andere benadering meer effect zou kunnen bewerkstelligen.
2.6.
Nu is de voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.8.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf.
2.9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting en verblijf. Vanwege de situatie waarin dit de eerste machtiging voor cliënte is onder de nieuwe Wet zorg en dwang zal de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor zes maanden. De machtiging zal in aansluiting op de machtiging tot voortgezet verblijf worden verleend met ingang van 17 juni 2020, met dien verstande dat voor de looptijd van de machtiging wordt gerekend vanaf heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt vanaf 21 juni 2020 tot en met 4 december 2020.
Deze beschikking is op 4 juni 2020 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 15 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.