ECLI:NL:RBROT:2020:5469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597582 / FA RK 20-3896
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op verzoek van het CIZ met betrekking tot cliënte met vasculaire dementie en weigering van medicatie

Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënte, geboren op een onbekende datum en wonende in Rotterdam. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het CIZ op 2 juni 2020, met als doel de cliënte, die lijdt aan vasculaire dementie, te beschermen tegen ernstig nadeel. De burgemeester van Rotterdam had op 29 mei 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënte zelf, haar dochter en haar advocaat, mr. D.S. Lösing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënte, die weigert haar medicatie voor diabetes II in te nemen en die zich in een kwetsbare toestand bevindt. De cliënte vertoont achterdocht en verzet zich tegen zorg, wat haar situatie verergert. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 16 juli 2020.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. H.C.A. de Groot en schriftelijk uitgewerkt op 15 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597582 / FA RK 20-3896
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënte],
geboren op [geboortedatum cliënte] ,
hierna: cliënte,
wonende aan de [adres cliënte] , [woonplaats cliënte] ,
thans verblijvende in Laurens Stadzicht aan de Overschiese Kleiweg 555,
3045 LJ te Rotterdam,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 2 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 29 mei 2020;
 de verklaring van [naam arts] , arts, van 29 mei 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 6 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënte in het bijzijn van [naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Laurens;
 [naam dochter] , dochter van cliënte;
 de hiervoor genoemde advocaat van cliënte.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Gelet op artikel 24 lid 3 Wzd kan deze machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënte als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.3.
Op 29 mei 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënte een last tot inbewaringstelling genomen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënte als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënte sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang. Cliënte is gediagnosticeerd met vasculaire dementie met psychotische klachten. Cliënte is erg achterdochtig, zoals beschreven in de medische verklaring en ook waarneembaar tijdens de mondelinge behandeling. Deze achterdocht zorgt er tevens voor dat zij zorg moeilijk accepteert. Sinds twee maanden, mogelijk samenhangend met het wegvallen van dagbesteding in verband met de coronamaatregelen, zijn de klachten verergerd. Sinds twee à drie weken is er sprake van een escalatie van de klachten waarbij cliënte acuut gevaar loopt omdat zij haar medicatie voor diabetes II weigert te nemen. De klachten houden ook in dat cliënte erg onrustig is en dag- en nachtritme omdraait. Momenteel is cliënte rustiger op de afdeling maar om het ernstig nadeel weg te nemen acht de behandelaar een langdurige medicamenteuze behandeling in een beschermde omgeving noodzakelijk. Er is een risico op een terugval wanneer cliënte wederom zelfstandig gaat wonen. Daarbij komt dat cliënte in de thuissituatie nachtenlang zittend op de bank met een stok in haar hand de wacht heeft gehouden omdat zij bang was dat er inbrekers haar huis zouden binnengaan. Cliënte raakte hierdoor uitgeput.
2.6.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
Cliënte verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit het verbale en fysiek verzet dat cliënte tentoonspreid. Cliënte bonkt op het raam en heeft geprobeerd het met een glas in te gooien. Daarnaast gaat cliënte slechts na grote inspanning akkoord met eten en drinken omdat zij denkt dat het vergiftigd is.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënte] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 juli 2020.
Deze beschikking is op 4 juni 2020 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 15 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.