In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 11 juni 2020. De betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en cannabismisbruik, verblijft momenteel in een zorginstelling te Rotterdam. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene en zijn advocaat. De advocaat van de betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de ontvankelijkheid van het verzoek, omdat de indieningstermijn zou zijn overschreden. De rechtbank oordeelt echter dat, hoewel de termijn is overschreden, er geen sanctie aan deze overschrijding is verbonden en dat de belangen van de betrokkene niet zijn geschaad.
De rechtbank heeft vervolgens de criteria voor verplichte zorg beoordeeld. Het gedrag van de betrokkene, voortkomend uit zijn psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en anderen. De rechtbank concludeert dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te herstellen. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 19 december 2020, en bepaalt dat de maatregelen zoals opgenomen in de beschikking kunnen worden getroffen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en schriftelijk uitgewerkt op 25 juni 2020.