ECLI:NL:RBROT:2020:6260

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8278494
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en diefstal in de horeca

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een kok, en zijn werkgever, Grieks Restaurant Alfa. [verzoeker] was op 21 november 2019 op staande voet ontslagen wegens diefstal van geld en drank uit het restaurant. Hij heeft verzocht om vernietiging van het ontslag en om terugkeer naar zijn werkplek, evenals betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet is verschenen bij de mondelinge behandeling en zijn verzoeken onvoldoende heeft onderbouwd. Alfa heeft daarentegen bewijs geleverd van de diefstal door middel van camerabeelden en heeft betoogd dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag en heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen. Tevens is [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van Alfa, vastgesteld op € 480,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8278494 \ VZ VERZ 20-886
uitspraak: 9 juli 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. R. Meijers te Leusden, die zich bij brief van 21 april 2020 als gemachtigde heeft onttrokken aan de zaak,
tegen

1..de vennootschap onder firma

Grieks Restaurant Alfa,
gevestigd te Maassluis, en
2. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats verweerder] , en

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Olympiada Deelname B.V.,
gevestigd te Dordrecht, en

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerder 2],
gevestigd te [vestigingsplaats verweerder] ,
verweerders,
tevens verzoekers in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.P.P.M. Weerts te Dordrecht.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [verzoeker] ” en “Alfa”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift zijdens [verzoeker] ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW, tevens houdende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met producties, ter griffie ontvangen op 23 januari 2020;
  • het verweerschrift zijdens Alfa, tevens houdende zelfstandig tegenverzoek ex artikel 7:677 lid 3 BW en voorwaardelijk ontbindingsverzoek ex artikel 7:671b jo. artikel 7:699 BW, met producties alsmede een USB-stick met camerabeelden, ter griffie ontvangen op 9 maart 2020;
1.2.
De mondelinge behandeling was aanvankelijk bepaald op 17 juni 2020. Daarbij is [verzoeker] niet verschenen. Gebleken is dat de schriftelijke oproeping voor de mondelinge behandeling verzonden is aan de voormalige gemachtigde van [verzoeker] , die zich reeds had onttrokken aan de zaak. Om die reden is een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling bepaald en is [verzoeker] per aangetekende brief van 17 juni 2020 opgeroepen voor de zitting. De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden op 25 juni 2020. [verzoeker] is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen. Namens Alfa zijn verschenen de heer [verweerder 1] en de heer [naam] , tezamen met hun gemachtigde mr. M.P.P.M. Weerts voornoemd. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.
1.3.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1.
Alfa exploiteert een Grieks restaurant.
2.2.
[verzoeker] is op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 38 uur per week in dienst getreden bij Alfa in de functie van kok. Het laatstverdiende salaris van [verzoeker] bedraagt € 1.828,90 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
Alfa heeft [verzoeker] op 21 november 2019 op staande voet ontslagen.
2.4.
Bij brief van 26 november 2019 heeft Alfa aan [verzoeker] voornoemd ontslag op staande voet schriftelijk medegedeeld. De inhoud van deze brief luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“(…) Middels deze brief bevestigen wij uw ontslag op staande voet van afgelopen donderdag 21-11-2019 dat wij u toen in persoon hebben aangezegd. (…) Wij hebben u tijdens dit gesprek kenbaar gemaakt dat u zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige diefstal van zowel geld uit de kas als drank. U heeft dit niet ontkend. U heeft dit zelfs erkend door te zeggen dat “u kleingeld heeft gestolen”. Ook hebben wij bewijs in de vorm van meerdere camerabeelden. Wij hebben u hierop op staande voet ontslagen. (…)”
2.5.
Bij brief van 16 januari 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van [verzoeker] bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. de opzegging d.d. 21 november 2019 te vernietigen ex artikel 7:681 lid 1 BW;
b. Alfa te veroordelen om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van de in dezen te geven beslissing toegang te verlenen, te doen of laten verlenen tot de werkplek en hem in staat te stellen zijn gebruikelijke werkzaamheden als kok te verrichten, op verbeurte van een door Alfa aan [verzoeker] te betalen dwangsom ad € 250,00 voor elke dag dat Alfa nalatig is aan deze veroordeling te voldoen;
c. Alfa te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen het verschuldigde loon ad € 1.828,90 bruto per maand, vanaf 21 november 2019 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW telkens wanneer dit loon niet tijdig, te weten op de laatste dag van de betreffende periode, is voldaan;
d. Alfa te veroordelen tot verstrekking aan [verzoeker] van een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie(s), waarin het bedrag en betaling van het verschuldigde onder sub c is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat Alfa niet voldoet aan de beschikking;
subsidiair
e. Alfa te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW ad € 47.405,09 bruto, of zoveel meer of minder als de rechter in goede justitie meent te moeten toewijzen;
f. Alfa te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:672 lid 10 BW ad € 3.933,54 bruto;
g. Alfa te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW, een bedrag ad € 7.242,44 bruto;
h. Alfa te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over de in sub e, f en g genoemde bedragen, vanaf 21 november 2019, althans vanaf datum opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
i. Alfa te veroordelen tot verstrekking aan [verzoeker] van een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie, waarin het bedrag en betaling van sub e, f, g en h is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat Alfa niet voldoet aan de beschikking;
meer subsidiair
j. Alfa te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de verschuldigde transitievergoeding ex artikel 7:673 lid 1 sub a onder 1 en/of lid 8 BW ad € 7.242,44 bruto, dan wel een gedeelte van deze transitievergoeding door U in goede justitie te bepalen;
k. Alfa te veroordelen tot verstrekking aan [verzoeker] van een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie, waarin het bedrag en betaling van sub j is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat Alfa niet voldoet aan de beschikking;
l. Alfa te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over het in sub j genoemde bedrag, vanaf 21 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
primair, subsidiair en meer subsidiair
m. Alfa te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, vermeerderd met de nakosten voor een bedrag ad € 131,- dan wel, indien betekening plaats vindt, van € 199,-.
3.2.
Daarnaast heeft [verzoeker] een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, voor de duur van de procedure, verzocht ten aanzien van de verzoeken, zoals hiervoor vermeld onder sub b en c.
3.3.
Aan zijn verzoeken heeft [verzoeker] - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Het op 21 november 2019 gegeven ontslag op staande voet kan geen stand houden en dient vernietigd te worden, nu niet voldaan is aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten. Er is geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het is [verzoeker] niet duidelijk waar de gestelde diefstal op ziet. De gestelde camerabeelden heeft [verzoeker] niet gezien. Voor zover de diefstal betrekking heeft op het potje met kleingeld bij de kassa, stelt [verzoeker] dat dit geld door al het personeel werd gebruikt voor kleine aankopen Alfa was hier bekend mee, zodat [verzoeker] er van uit mocht gaan dat het ook hem was toegestaan het geld voor kleine aankopen te gebruiken. Het ontslag is bovendien niet onverwijld gegeven. Er is sprake van een tijdsverloop van vier weken tussen de constatering van Alfa, dat er diefstal is gepleegd, en het daadwerkelijke ontslag op staande voet. Subsidiair vordert [verzoeker] betaling van de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding.

4..Het verweer en het (voorwaardelijke) zelfstandige tegenverzoek

4.1.
Het verweer van Alfa strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] , met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van deze procedure. Daartoe heeft Alfa - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.2.
Naar aanleiding van meldingen van omwonenden, dat zij meerdere malen na sluitingstijd een man het restaurant hebben zien binnengaan, alsmede wegens geconstateerde kastekorten, heeft Alfa de beelden van haar beveiligingscamera’s bekeken en geconstateerd dat [verzoeker] meerdere malen na sluitingstijd het restaurant heeft betreden en drank en geld heeft weggenomen. Direct na deze constatering heeft Alfa [verzoeker] verzocht zich te melden in het restaurant. Anders dan [verzoeker] stelt, was Alfa niet reeds vier weken bekend met de gedragingen van [verzoeker] , alvorens zij tot het ontslag is overgegaan.
Alfa heeft [verzoeker] op 21 november 2019 geconfronteerd met haar bevindingen en heeft hem per direct op staande voet ontslagen. Diefstal vormt een dringende reden voor ontslag op staande voet ex artikel 7:678 lid 2 sub d BW. In tegenstelling tot hetgeen [verzoeker] stelt, is het niet gebruikelijk dat personeel geld wegneemt uit het potje c.q. de portemonnee. Alfa heeft nooit toegestaan dat [verzoeker] geld en drank wegneemt voor eigen gebruik. Uit hoofde van zijn functie (kok) had [verzoeker] bovendien niets van doen met het geld in de portemonnee. Het na sluitingstijd - stiekem en zonder toestemming - wegnemen van drank en geld uit het restaurant is een gedraging die onder geen enkele omstandigheid wordt toegestaan. Dit levert een zeer ernstige schending op van het vertrouwen van Alfa in [verzoeker] .
Alfa heeft het op 21 november 2019 gegeven ontslag op staande voet op 26 november 2019 schriftelijk bevestigd, met opgave van de redenen daartoe, zodat sprake is van een onverwijlde mededeling.
4.3.
Ten aanzien van de gevorderde voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv heeft Alfa gewezen op het restitutierisico. Voorts heeft Alfa gesteld dat het, gelet op de schending van het vertrouwen in [verzoeker] , niet wenselijk is dat [verzoeker] zijn werkzaamheden als kok hervat.
4.4.
Voor het geval geoordeeld wordt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, heeft Alfa een zelfstandige tegenverzoek ingediend. Dit verzoek ziet op veroordeling van [verzoeker] tot betaling aan Alfa van de vergoeding zoals bedoeld in artikel 7:677 lid 2 jo. 3 sub a BW.

5..Het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst

5.1.
Alfa heeft verzocht - voor het geval de arbeidsovereenkomst niet reeds op 21 november 2019 is geëindigd - de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van:
i. primair artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW;
ii. subsidiair artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub g BW;
iii. meer subsidiair artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub i BW.
Aan dit verzoek zijn dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als die hiervoor aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd.

6..De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
6.1.
Nu in deze beschikking al een finale beslissing zal worden gegeven inzake de verzoeken van [verzoeker] , is er geen reden (meer) om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen voor de loondoorbetaling en het toelaten van [verzoeker] om zijn werkzaamheden als kok te hervatten. Een voorlopige voorziening op grond van voornoemd artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding en het geding eindigt op dit punt met deze beschikking. Het verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv wordt dan ook afgewezen.
Ten aanzien van de primaire verzoeken
6.2.
[verzoeker] heeft verzocht het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen, nu er geen sprake was een dringende reden en het ontslag bovendien niet onverwijld is gegeven. Alfa heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker] en heeft daarbij gemotiveerd onderbouwd dat de dringende reden gelegen is in diefstal van geld en drank uit het restaurant. Alfa heeft haar stellingen - onder meer - onderbouwd door het in het geding brengen van camerabeelden van haar beveiligingscamera’s. Voorts heeft Alfa gemotiveerd betwist dat zij reeds vier weken voorafgaand aan het ontslag op de hoogte was van de betreffende diefstal, doch dat zij - na bestudering van de camerabeelden - [verzoeker] direct heeft verzocht zich bij haar te melden, zodat er sprake is van een onverwijld gegeven ontslag.
6.3.
[verzoeker] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen bij de mondelinge behandeling en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid nader te reageren op de het verweerschrift van Alfa. [verzoeker] heeft de stellingen uit het verweerschrift, de overgelegde producties en de inhoud van de in het geding gebrachte opnamen van de beveiligingscamera’s derhalve niet meer betwist. Voorts heeft [verzoeker] in dat kader zijn primaire verzoeken niet meer nader onderbouwd, hetgeen - gelet op de stellingen van Alfa en de door haar aangedragen bewijsmiddelen - wel van hem verwacht had mogen worden. De kantonrechter zal dan ook van de juistheid van hetgeen Alfa heeft aangevoerd uitgaan. Dit betekent dat de primaire verzoeken van [verzoeker] als onvoldoende onderbouwd zullen worden afgewezen.
Ten aanzien van de subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken
6.4.
Door Alfa is voorts gemotiveerd en onderbouwd verweer gevoerd tegen de subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken van [verzoeker] . Nu [verzoeker] ook hierop niet meer heeft gereageerd, zal ook op dit punt van de juistheid van de stellingen van Alfa worden uitgegaan. Ook de subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken van [verzoeker] zullen om die reden worden afgewezen.
Ten aanzien van het voorwaardelijk tegenverzoek ex artikel 7:671b BW
6.5.
Alfa verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden, voor het geval tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt overgegaan. Uit het hiervoor overwogene volgt echter dat het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd, zodat de voorwaarde waaronder het tegenverzoek is ingediend niet is vervuld. Om die reden hoeft niet meer op het tegenverzoek te worden beslist.
Ten aanzien van het zelfstandig tegenverzoek ex artikel 7:677 lid 2 BW
6.6.
Alfa heeft haar tegenverzoek ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken, zodat dit verzoek geen verdere bespreking meer behoeft.
Proceskosten
6.7.
[verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Alfa.

7..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Alfa vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487