In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1], en gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam 2]. Eiser vorderde betaling van een onbetaalde factuur van € 2.420,00, die voortkwam uit een overeenkomst voor de verhuur van licht-, geluids- en videoproducten voor het Amsterdam Dance Event in oktober 2018. Gedaagde had de factuur onbetaald gelaten en voerde aan dat hij geen partij was bij de overeenkomst, maar slechts als tussenpersoon had gehandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst op naam van gedaagde stond en dat hij deze zelf had ondertekend, zonder voorbehoud. Hierdoor was gedaagde als contractspartij gebonden aan de overeenkomst en de bijbehorende betalingsverplichtingen.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de factuur van € 2.420,00 verschuldigd was, ondanks zijn verweer dat de korting bij niet-tijdige betaling niet geldig was. De rechter concludeerde dat er geen voorwaarden aan de korting waren verbonden en dat deze onverkort bleef gelden. Daarnaast werd de wettelijke handelsrente toegewezen over het verschuldigde bedrag, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke contractuele afspraken en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de meer of anders gevorderde bedragen.