ECLI:NL:RBROT:2020:7722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
8250688 / CV EXPL 20-992
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Gambling Star B.V. en haar huurders, waarbij de huurachterstand van meer dan 35 maanden aan de orde was. Gambling Star vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur en vervallen rente. De gedaagden, waarvan één onder bewind stond, hebben verweer gevoerd en betwist dat de ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd waren, gezien de omstandigheden van de huurder en de tijdige betalingen die sinds 2018 zijn gedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurachterstand van € 25.095,00 was, maar heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming afgewezen. De rechter oordeelde dat, hoewel er een aanzienlijke huurachterstand was, de huurder sinds 2018 zijn verplichtingen tijdig was nagekomen en dat de gevolgen van een ontruiming voor de huurder en de bewindvoerder onaanvaardbaar zouden zijn. De kantonrechter heeft Gambling Star in haar vordering jegens de huurder niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft de bewindvoerder wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en vervallen rente. De proceskosten zijn voor de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8250688 / CV EXPL 20-992
uitspraak: 21 augustus 2020
rolbeslissing van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gambling Star B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: H.P.A. van Beest, te Delft,
tegen

1. [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 2] ,

kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari, te Nijmegen, en

2. [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde sub 2,
die niet heeft gereageerd.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘Gambling Star’ respectievelijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’. Gedaagden gezamenlijk zullen worden aangeduid als ‘ [gedaagden] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 2 januari 2020, met één productie;
  • de conclusie van antwoord [gedaagde 1] ;
  • de conclusie van repliek, met één productie;
  • de conclusie van dupliek, met één productie;
  • de rolbeslissing van 26 juni 2020 waarbij Gambling Star alsnog in de gelegenheid is gesteld te reageren op de conclusie van dupliek;
  • de akte houdende uitlating over de productie overgelegd bij dupliek tevens houdende vermindering van eis van Gambling Star.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen Gambling Star als verhuurster en [gedaagde 2] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde 2] gehouden aan Gambling Star bij vooruitbetaling huurpenningen te betalen, laatstelijk bedragend € 700,00 per maand.
2.3.
Bij beschikking van 20 juli 2018 zijn alle goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde 2] onder bewind gesteld en is [gedaagde 1] benoemd tot bewindvoerder.

3..De vordering

3.1.
Gambling Star heeft – na wijziging van eis – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen Gambling Star en [gedaagde 2] met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagden] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan Gambling Star van € 25.095,00 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2020 en € 1.937,43 aan vervallen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bij dagvaarding genoemde bedrag van € 25.457,43 vanaf de dag van dagvaarding, plus zoveel maal € 700,00 als er huurtermijnen verlopen vanaf 1 januari 2020 primair tot de dag van de ontruiming, subsidiair tot de dag der ontbinding van de overeenkomst in rechte, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Gambling Star – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagden] zijn in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de huurpenningen en hebben berekend tot en met de maand april 2020 een huurachterstand van € 25.095,00 laten ontstaan, hetgeen de ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Voorts maakt Gambling Star aanspraak op de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, waaronder een bedrag van € 1.937,43 aan vervallen rente berekend tot de dag van dagvaarding.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van [gedaagde 1] strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Gamblin Star in de proceskosten.
4.2.
Daartoe heeft [gedaagde 1] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
[gedaagde 1] heeft de hoogte van de door Gambling Star bij conclusie van repliek gestelde huurachterstand betwist en betaalbewijzen in het geding gebracht. [gedaagde 1] heeft een beroep gedaan op de slechte financiële omstandigheden van [gedaagde 2] . In de periode 2012-2017 is een huurachterstand ontstaan doordat [gedaagde 2] niet altijd een (stabiel) inkomen had. Hierdoor heeft [gedaagde 2] regelmatig zijn vaste lasten niet kunnen betalen. Inmiddels heeft [gedaagde 2] zich gewend tot Stroomopwaarts, een schuldhulpverlenende instelling in de regio Schiedam. Vanaf 2018 heeft [gedaagde 1] de lopende huur tijdig en volledig aan Gambling Star betaald. Hoewel er ten tijde van de dagvaarding een huurachterstand van meer dan drie maanden bestond, heeft [gedaagde 1] zich op het standpunt gesteld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De gevolgen van een ontruiming zijn voor [gedaagde 2] groot. De kans dat [gedaagde 2] het schuldsaneringstraject met succes zal doorlopen wordt hierdoor aanmerkelijk verkleind en ook wordt [gedaagde 1] belemmerd in haar werk als bewindvoerster als [gedaagde 2] niet over een woning beschikt. Het woonbelang van [gedaagde 2] dient dan ook te prevaleren boven het belang van Gambling Star bij haar vorderingen.

5..De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat bewind is ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] is benoemd als bewindvoerder. Op grond van het bepaalde in artikel 1:441, lid 1 eerste volzin BW, vertegenwoordigt de bewindvoerder de rechthebbende in en buiten rechte tijdens het bewind bij vervulling van zijn taak. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid geldt alleen ten aanzien van handelingen die de onder bewind staande goederen betreffen. Gambling Star heeft met betrekking tot de huurachterstand dan ook terecht een vordering ingesteld tegen de bewindvoerder in haar hoedanigheid van bewindvoerder.
5.2.
Uit de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:525) volgt dat een vordering van een verhuurder tot ontbinding van een door de rechthebbende voor de instelling van het bewind gesloten huurovereenkomst, en tot ontruiming van het gehuurde, dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder, indien de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten in het onder bewind gestelde vermogen vallen. Weliswaar brengt het bewind niet mee dat de bewindvoerder partij wordt bij de huurovereenkomst, maar de daaruit voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van artikel 1:431 lid 1 BW. De bewindvoerder treedt daarom ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
5.3.
Omdat [gedaagde 2] door het ingestelde bewind niet meer procesbevoegd is, is Gambling Star in haar vordering jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk.
5.4.
Bij conclusie van repliek heeft Gambling Star een specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht. [gedaagde 1] heeft de inhoud van deze specificatie betwist en aangevoerd dat er een vijftal bedragen van in totaal € 1.100,00 die door [gedaagde 1] zijn betaald, niet in deze specificatie zijn opgenomen. Bij akte heeft Gambling Star voornoemde betalingen van [gedaagde 1] erkend en haar vordering verminderd met een bedrag van € 1.100,00. Nu [gedaagde 1] verder geen betalingen heeft aangevoerd die niet door Gambling Star zijn verwerkt, zal ervan worden uitgegaan dat er een huurachterstand bestaat van € 25.095,00 berekend tot en met de maand april 2020. [gedaagde 1] q.q. zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Indien door [gedaagde 1] nadien nog betalingen zijn verricht die door Gambling Star nog niet zijn verwerkt, strekken deze betalingen uiteraard in mindering op voornoemd bedrag.
5.5.
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Hierbij kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
Uit rechtsoverweging 5.4 volgt dat [gedaagde 1] tekortgeschoten is in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens Gambling Star. De huurachterstand beloopt inmiddels ruim 35 maanden en is ontstaan doordat [gedaagde 2] in de periode 2012-2017 niet altijd een (stabiel) inkomen had. Vanaf 2018 tot heden heeft [gedaagde 2] de lopende huurpenningen echter wel volledig (en tijdig) voldaan. Wanneer [gedaagde 2] veroordeeld zou worden tot ontruiming van het gehuurde, is er een groot risico dat het schuldhulpverleningstraject niet zal slagen. Al deze omstandigheden in ogenschouw nemend komt de kantonrechter tot het oordeel dat er voldoende grond is om de ontbinding van de huurovereenkomst af te wijzen. [gedaagde 2] is weliswaar in de periode 2012-2017 zeer ernstig tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen jegens Gambling Star, maar gelet op de omstandigheid dat [gedaagde 1] q.q. reeds wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand (zie rechtsoverweging 5.4.) en [gedaagde 1] inmiddels al bijna twee jaar de lopende huurtermijnen tijdig en volledig aan Gamgling Star heeft betaald, is de kantonrechter van oordeel dat Gambling Star onvoldoende belang heeft bij de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat Gambling Star pas in januari 2020 is overgegaan tot het dagvaarden van [gedaagde 2] c.q. [gedaagde 1] , terwijl er al in 2012 sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen dan ook worden afgewezen.
5.6.
De vordering tot betaling van de toekomstige huur van € 700,00 per maand vanaf 1 januari 2020 zal eveneens worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen. Zoals reeds hiervoor is overwogen worden de lopende huurpenningen sinds 2018 (tijdig) aan Gambling Star betaald. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op basis waarvan verwacht kan worden dat [gedaagde 1] de toekomstige huurpenningen vanaf 1 januari 2020 niet tijdig zal voldoen. Derhalve heeft Gambling Star geen rechtens te respecteren belang bij toewijzing van de vordering tot betaling van de toekomstige huurpenningen.
5.7.
De gevorderde vervallen wettelijke rente van € 1.937,43 berekend tot aan de dag van dagvaarding zal als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding wordt toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
5.8.
[gedaagde 1] q.q. wordt als de in het grotendeels ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart Gambling Star in haar vordering jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk;
veroordeelt [gedaagde 1] q.q om aan Gambling Star tegen kwijting te betalen € 27.032,43 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2020 en vervallen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het saldo dat vanaf de dag van dagvaarding aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] q.q. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Gambling Star vastgesteld op € 1.1077,83 aan verschotten en € 960,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555