ECLI:NL:RBROT:2020:8040
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een huisverbod opgelegd door de burgemeester
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2020 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van een huisverbod dat door de burgemeester van Rotterdam was opgelegd aan de verzoeker. Het huisverbod was opgelegd op 20 augustus 2020 en verlengd op 28 augustus 2020, met als reden dat de aanwezigheid van de verzoeker in de woning van zijn ex-partner een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor de veiligheid van personen die daar wonen. De verzoeker, die al meer dan twee jaar gescheiden was van zijn ex-partner en niet in haar woning verbleef, heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 7 september 2020 is de zaak behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet in de woning van zijn ex-partner verbleef en dat er geen sprake was van een situatie die het opleggen van een huisverbod rechtvaardigde. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester niet bevoegd was om het huisverbod op te leggen en te verlengen, omdat de verzoeker niet in de woning verbleef of anders dan incidenteel verbleef. De beroepsgrond van de verzoeker slaagde, en de voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten vernietigd.
De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten aan de verzoeker toegewezen, vastgesteld op € 1.050,-. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak deed in de hoofdzaak. De uitspraak is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.