ECLI:NL:RBROT:2020:8541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
10/960271-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor immateriële schade en kosten rechtsbijstand na detentie in Brazilië

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 september 2020, wordt een verzoek behandeld op grond van de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die meer dan 300 dagen in Brazilië gedetineerd heeft gezeten in het kader van een uitleveringsprocedure, vraagt om een vergoeding voor de geleden schade. De rechtbank oordeelt dat de detentieomstandigheden in Brazilië bijzonder ingrijpend waren en kent een hogere vergoeding toe dan het forfaitaire bedrag van € 80,- per dag. De rechtbank komt tot de conclusie dat een extra vergoeding van € 40,- per dag redelijk is, wat leidt tot een totaalbedrag van € 38.870,- voor immateriële schade. De officier van justitie had betoogd dat de verzoeker niet aan zijn schadebeperkingsplicht had voldaan, maar de rechtbank volgt dit betoog niet. Daarnaast wordt een vergoeding van € 7.975,- toegekend voor de kosten van rechtsbijstand, bestaande uit € 7.425,- voor de advocaat in Brazilië en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank wijst het overige verzoek af, omdat de kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De beschikking is openbaar uitgesproken en de griffier is belast met de uitbetaling van de toegekende bedragen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/960271-12
Raadkamernummer: [nummer]
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op de verzoeken van:

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren te [geboorteplaats verzoeker] op [geboortedatum verzoeker] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te (3111 AW) Schiedam, aan de Tuinlaan 80, ten kantore van zijn raadsman mr. R. Tetteroo.

Procedure

Op 10 december 2019 is ingediend een verzoekschrift met verzoeken op grond van artikel 533 en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De verzoeken zijn op 11 september 2020 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. K. van Damme, de verzoeker en zijn advocaat zijn gehoord.
De artikelen, die zijn vermeld in het verzoekschrift, zijn in het Wetboek van Strafvordering per 1 januari 2020 vernummerd maar qua inhoud niet gewijzigd.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Verzoek artikel 533 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 523.293,74 bestaande uit:
  • een bedrag van € 76.070,- als vergoeding voor immateriële schade als gevolg van het voorarrest;
  • een bedrag van € 439.798,74 als vergoeding voor loonderving over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.
De verzoeker heeft in totaal 329 dagen in detentie verbleven, waarvan 310 dagen in Brazilië en 19 dagen in Europa (deels in België en Nederland). Van de 19 dagen Europese detentie heeft de verzoeker 6 dagen in verzekering doorgebracht en 13 dagen in bewaring. De raadsman heeft aangevoerd dat er ten aanzien van de Braziliaanse detentie gronden van billijkheid zijn om een hogere dan de forfaitaire vergoeding van € 80,- per dag toe te kennen voor de geleden immateriële schade. Volgens de raadsman moet worden gerekend met een bedrag van € 240,- per dag. Daartoe is aangevoerd dat de verzoeker in Brazilië onder zeer slechte omstandigheden in detentie heeft verbleven. Hij zat in een overvolle cel en was verstoken van bezoek van familie en vrienden. Voor de tijd dat hij in Europa in verzekering heeft doorgebracht dient te worden gerekend met een bedrag van € 105,- per dag en ten aanzien van de bewaring met € 80,- per dag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek voor zover het de forfaitaire vergoeding voor het ondergane voorarrest beloopt en acht een bedrag van € 4.070,- toewijsbaar. Daarbij dient volgens de officier van justitie voor de Braziliaanse detentie echter niet te worden uitgegaan van 310, maar van 30 dagen detentie. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verzoeker er destijds zelf voor heeft gekozen om niet de verkorte uitleveringsprocedure te volgen en dus niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. Bij de verkorte procedure zou de verzoeker binnen enkele weken zijn overgebracht naar Nederland. Het is daarom redelijk uit te gaan van 30 dagen. Voor het overige dient het verzoek te worden afgewezen.
Verzoek artikel 530 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor:
- kosten voor de noodzakelijke verdediging, gevoerd in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte, bestaande uit de kosten van de raadsman van € 7.425,-, die zijn gemaakt in het kader van zijn uitleveringszaak in Brazilië;
- de kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het onderhavige verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 550,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vergoeding voor de kosten voor de noodzakelijke verdediging in de strafzaak omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Niet gebleken is dat de nota van de advocaat in Brazilië daadwerkelijk is betaald.

Feiten

De verzoeker is op verzoek van de Nederlands autoriteiten in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer van 25 juli 2015 tot en met 30 mei 2016 in Brazilië in voorlopige hechtenis verbleven op verdenking van witwassen en valsheid in geschrift.
Op 31 mei 2016 is verzoeker overgebracht naar Nederland en op die dag in verzekering gesteld. Op 3 juni 2016 is hij in bewaring gesteld. Op 16 juni 2016 is de voorlopige hechtenis van de verzoeker geschorst. Omdat de Nederlandse staat het arrestatiebevel niet had ingetrokken heeft de verzoeker van 28 augustus 2017 tot en met 29 augustus 2017 vastgezeten op een politiebureau in Brussel.
De verzoeker is dus 310 dagen gedetineerd geweest in Brazilië, 4 dagen in verzekering gesteld in Nederland, 2 dagen in België en heeft 13 dagen in voorlopige hechtenis verbleven in Nederland.
Bij beschikking van deze rechtbank, gegeven op 23 september 2019, is de strafzaak tegen de verzoeker geëindigd verklaard.

Beoordeling

Verzoek artikel 533 Sv
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 534 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Gebleken is dat er ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis voldoende verdenking tegen de verzoeker was om die dwangmiddelen te rechtvaardigen.
Immateriële schade
Alle omstandigheden in aanmerking genomen worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding voor immateriële schade als gevolg van het voorarrest toe te kennen. Daarbij dient ten aanzien van de Braziliaanse detentie, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, te worden uitgegaan van de daadwerkelijke duur die de verdachte aldaar in detentie heeft doorgebracht. Dat de verzoeker niet voor de verkorte procedure heeft gekozen stond hem vrij en kan hem niet worden tegengeworpen.
De rechtbank kent in beginsel een standaardvergoeding toe van € 105,- per dag in verzekering en € 80,- per dag in bewaring doorgebracht. Voor toekenning van een hogere vergoeding is slechts plaats indien sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de vrijheidsbeneming voor de verzoeker als verdachte grotere gevolgen heeft gehad dan voor andere verdachten die ter zake van gelijkluidende verdenkingen preventief worden gehecht.
Omdat de rechtbank het voldoende aannemelijk acht dat het voorarrest dat de verzoeker in Brazilië heeft doorgebracht voor hem bijzonder ingrijpend is geweest en naar verhouding bovengemiddelde gevolgen heeft gehad vanwege de slechte detentieomstandigheden, wordt aanleiding gezien een hogere vergoeding toe te kennen. Een extra vergoeding van € 40,- per dag wordt daarbij redelijk geacht. Dit leidt tot een totaalbedrag van € 37.200,- (310 dagen x € 120,-).
Gelet op het voorgaande zal aan de verzoeker voor geleden immateriële schade de volgende vergoeding worden toegekend:
inverzekeringstelling 6 x € 105,- € 630,-
voorlopige hechtenis zonder beperkingen in Nederland 13 x € 80,- € 1.040,-
voorlopige hechtenis zonder beperkingen in Brazilië 310 x € 120,-
€ 37.200,-
totaal € 38.870,-
Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen.
Loonderving
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit deel van het verzoek onvoldoende is onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld dat de verzoeker dit bedrag zou hebben kunnen verdienen als hij niet gedetineerd zou zijn geweest. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
Verzoek artikel 530 Sv
Vooropgesteld wordt dat een gewezen verdachte indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht op grond van artikel 530 juncto artikel 534 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, zulks voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Kosten voor noodzakelijke verdediging in strafzaak
Verzocht is om vergoeding van het honorarium van de advocaat in Brazilië van € 7.425,-. Dit bedrag, dat slechts de helft bedraagt van het honorarium dat is genoemd in de overgelegde “Legal Services Agreement/ Engagement Letter”, kan gelet op de aard, de omvang en de complexiteit van de zaak bezwaarlijk als bovenmatig worden aangemerkt. Deze kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij is meegenomen dat niet vereist is dat wordt aangetoond dat de nota (reeds) is betaald.
Kosten rechtsbijstand voor opstellen, indienen en behandelen verzoekschrift
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker voor de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van de artikelen 533 en 530 Sv ingediende verzoekschrift een vergoeding van € 550,- toe te kennen.
Besluit
Resumerend zal aan de verzoeker op grond van artikel 530 Sv een totale vergoeding van
€ 7.975,-= (€ 7.425,- + € 550,-) worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 38.870,-(zegge: achtendertigduizend negenhonderdnegentig euro);
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van
€ 7.975,-(zegge: zevenduizendnegenhonderdvijfenzeventig euro);
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
mrs. J. de Lange en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koreneef, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.

Bevelschrift van de fungerend voorzitter van de rechtbank Rotterdam

Bij beschikking van deze rechtbank van 25 september 2020 (RK-nummer: [nummer] ) is op de voet van artikel 533 Sv aan

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren te [geboorteplaats verzoeker] op [geboortedatum verzoeker] ,
een vergoeding ten laste van de Staat toegekend van € 38.870,- (zegge: achtendertigduizend negenhonderdnegentig euro)
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van de [naam rekeninghouder] , o.v.v. “ [naam verzoeker] en 89 en 591a Sv”.
Dit bevelschrift is afgegeven op 25 september 2020 door mr. V.F. Milders, in de hoedanigheid van fungerend voorzitter van deze rechtbank.

Bevelschrift van de rechter in de rechtbank Rotterdam

Bij beschikking van deze rechtbank van (RK-nummer: [nummer] ) is op de voet van artikel 530 Sv aan

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren te [geboorteplaats verzoeker] op [geboortedatum verzoeker] ,
een vergoeding uit ’s Rijks kas toegekend van
€ 7.975,- (zegge: zevenduizendnegenhonderdvijfenzeventig euro)
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van de [naam rekeninghouder] , o.v.v. “ [naam verzoeker] en 89 en 591a Sv”.
Dit bevelschrift is afgegeven op 25 september 2020 door mr. V.F. Milders, in de hoedanigheid van rechter in deze rechtbank.

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
t.a.v. de bijzondere raadkamer
email:
bijzondere.raadkamer.rb.rotterdam@rechtspraak.nl

AFSTANDSVERKLARING van gemachtigd raadsman/vrouw

Mr. ………………………… raadsman/vrouw* van ………………………
verder te noemen verzoeker verklaart hierbij:
dat hij/zij kennis heeft genomen van de beschikking(en) ex artikel(en) 533 (oud 89) en / of 530 (oud 591a) van het Wetboek van Strafvordering gegeven d.d. ………………… op verzoek van verzoeker voornoemd;
dat hij/zij namens verzoeker instemt met het niet betekenen van de hierboven genoemde
beschikking(en) aan verzoeker;
dat hij/zij namens verzoeker afstand doet van het recht om hoger beroep aan te tekenen tegen de hierboven genoemde beschikking(en);
Ondertekening:
Naam Plaats ondertekening
……………………. ……………………..
Datum ondertekening
……………………..
*doorhalen wat niet van toepassing is