ECLI:NL:RBROT:2020:9051

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
602178 FT EA 20-1091
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord op basis van artikel 287a Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De verzoeker, die gezondheidsproblemen heeft en de Nederlandse taal niet goed spreekt, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder de Gemeente Rotterdam. De Gemeente Rotterdam weigerde echter in te stemmen met deze regeling, ondanks dat twee van de drie schuldeisers akkoord gingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is waartoe de verzoeker in staat is en dat hij geen nieuw inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Gemeente Rotterdam, hoewel zij een vordering heeft van 12,76% van de totale schuldenlast, niet in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de regeling, vooral omdat de meerderheid van de schuldeisers akkoord was gegaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de verzoeker en de andere schuldeisers die instemden met het aanbod zwaarder wegen dan die van de Gemeente Rotterdam. Daarom heeft de rechtbank de Gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de gedwongen schuldregeling een gunstiger resultaat zou opleveren voor de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 oktober 2020
in de zaak van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 12 augustus 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- Gemeente Rotterdam Burgerzaken en Belastingen (hierna: Gemeente Rotterdam);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 1 oktober 2020 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [naam 2] , werkzaam bij Schuldenoplossing (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder van verzoeker;
  • mevrouw [naam 3] , ambulant begeleider.
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift drie concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 7.839,52 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 26 mei 2020 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 19,22% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Thans stemmen twee schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. Gemeente Rotterdam stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 999,98 op verzoeker, welke 12,76% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Gemeente Rotterdam te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling omdat schuldhulpverlening niet is aangesloten bij de NVVK.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Gemeente Rotterdam geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Gemeente Rotterdam bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Gemeente Rotterdam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Gemeente Rotterdam een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 12,76%.
Een meerderheid van de schuldeisers, namelijk twee van de drie schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Schuldenoplossing. Dat Schuldenoplossing niet is aangesloten bij de NVVK, doet hier niet aan af nu Schuldenoplossing als professionele beschermingsbewindvoerder in de zin van artikel 1:435 van het Burgerlijk Wetboek op grond van artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet bevoegd is een buitengerechtelijke regeling te beproeven. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. Daar is door Schuldenoplossing aan toegevoegd dat zij werkt conform de werkwijze van de NVVK.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker spreekt de Nederlandse taal niet goed en heeft gezondheidsproblemen. Binnenkort zal verzoeker starten met een werktraject. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker staat onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Gemeente Rotterdam, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Gemeente Rotterdam zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Gemeente Rotterdam om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Gemeente Rotterdam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.