ECLI:NL:RBROT:2020:9170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/602540 / FA RK 20-6256
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met psychogeriatrische aandoening

Op 4 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie (type Alzheimer). Het verzoek is ingediend door het CIZ op 18 augustus 2020, na een aanvraag voor een rechterlijke machtiging op 24 juli 2020. De advocaat van de cliënt betoogde dat het verzoek niet-ontvankelijk was wegens termijnoverschrijding, aangezien het verzoek twee dagen te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat deze termijnoverschrijding niet leidde tot niet-ontvankelijkheid, omdat de wetgever geen sanctie aan een dergelijke overschrijding heeft verbonden en de belangen van de cliënt niet geschaad zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en risico op maatschappelijke teloorgang. De cliënt is gedesoriënteerd en niet in staat om voor zichzelf te zorgen, ondanks de aanwezigheid van thuiszorg. De rechtbank concludeerde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. De cliënt verzet zich tegen de opname, maar de rechtbank oordeelde dat de criteria voor een rechterlijke machtiging zijn vervuld.

De rechtbank verleent daarom een machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 4 maart 2021. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter H.C.A. de Groot en schriftelijk uitgewerkt op 10 september 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/602540 / FA RK 20-6256
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 september 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en verblijvende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. M.D. van Velthoven te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 18 augustus 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
19 november 2019;
- de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] , arts, van
10 augustus 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 24 juli 2020;
  • een afschrift van het zorgplan van 13 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 september 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , zoon van betrokkene;
  • [naam 3] , schoondochter van betrokkene;
  • [naam 4] , maatschappelijk werkster, verbonden aan Frankeland.

2..Beoordeling

2.1.
De advocaat bepleit dat het verzoek niet-ontvankelijk is omdat het CIZ niet binnen de wettelijke termijn van drie weken, zoals genoemd in artikel 26 lid 1 Wzd, een verzoek bij de rechtbank heeft gedaan. Er is op 24 juli 2020 een aanvraag voor een rechterlijke machtiging gedaan bij het CIZ. Het CIZ heeft op 18 augustus 2020 het verzoek bij de rechtbank ingediend. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke termijn is overschreden. Het verzoek is twee dagen te laat bij de rechtbank ingediend. Echter, anders dan hetgeen de advocaat betoogt, kan een dergelijke (geringe) termijnoverschrijding niet leiden tot niet-ontvankelijkheid. De wetgever heeft geen sanctie verbonden aan een termijnoverschrijding. De informatie over cliënt is nog actueel en cliënt is niet geschaad in zijn belangen door de termijnoverschrijding.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie (type Alzheimer).
2.3.
Het gedrag van cliënt leidt als gevolg van deze psychogeriatrische aandoening tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is gedesoriënteerd. Hij steekt de straat over zonder te kijken, herkent zijn eigen adres niet altijd, probeert in de supermarkt met een sleutel te betalen, staat om 7 uur ’s ochtends al bij de supermarkt die dan nog gesloten is en gaat met de tram zonder te betalen. Ook heeft cliënt al meerdere boetes ontvangen voor het verkeerd aanbieden van zijn vuilnis. Daarnaast is cliënt niet meer in staat om apparaten te bedienen, zo is de magnetron in de brand gegaan en begrijpt hij niet hoe hij de televisie aan moet doen. Cliënt is niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Er ligt regelmatig bedorven voedsel in de koelkast en hij wast zichzelf niet. Er komt 3 keer per dag thuiszorg, maar cliënt weigert deze zorg. Ook dagbehandeling wil hij niet. Cliënt heeft elke dag zorg nodig voor algemene dagelijkse levensverrichtingen, dit kan thuis niet worden geboden.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt geeft tijdens de mondelinge behandeling aan thuis te willen blijven wonen. Hij zegt dat hij nog in staat is om thuis te wonen en voor zichzelf te zorgen.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 maart 2021.
Deze beschikking is op 4 september 2020 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van M. Streefland, griffier en op 10 september 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.