ECLI:NL:RBROT:2020:9645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
KTN-8342184_08102020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van opleidingskosten na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen OIL Movement Services B.V. (OMS) en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering van OMS tot terugbetaling van opleidingskosten na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de gedaagde. De gedaagde had een studieovereenkomst met OMS gesloten voor een opleiding tot Procesoperator B tankopslag, die in juni 2017 was gestart en in juni 2019 had moeten eindigen. De totale kosten van de opleiding bedroegen € 6.957,50, waarvan OMS aanspraak maakte op een bedrag van € 4.271,02 na aftrek van een spaartegoed van € 2.600,-. De arbeidsovereenkomst eindigde van rechtswege op 26 juli 2019, en OMS stelde dat de gedaagde gehouden was tot betaling van de opleidingskosten op basis van artikel 6 van de studieovereenkomst, die terugvordering mogelijk maakte bij beëindiging van het dienstverband.

De gedaagde voerde aan dat de studieovereenkomst niet rechtsgeldig was, maar onderbouwde dit niet. De kantonrechter oordeelde dat OMS zich voldoende had ingespannen om de gedaagde in staat te stellen zijn opleiding af te ronden en dat de beëindiging van het dienstverband door de inlener, Vopak, niet relevant was voor de terugvordering van de studiekosten. De kantonrechter wees de vordering van OMS toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten voor toewijzing daarvan. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8342184 \ CV EXPL 20-720
uitspraak: 8 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OIL MOVEMENT SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ph. Ekering,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “OMS” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 11 februari 2020, met producties;
  • het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
[gedaagde] is sinds 25 januari 2017 werkzaam voor OMS. Bij Uitzendovereenkomst Fase 3 (1) is de arbeidsovereenkomst verlengd met ingang van 26 juli 2018 en is bepaald dat deze van rechtswege zal eindigen op 26 juli 2019.
[gedaagde] is door OMS tewerkgesteld bij Vopak Terminal Botlek West (hierna: Vopak).
[gedaagde] is gestart met de opleiding ‘Procesoperator B tankopslag’ bij VOTOB Academy (hierna: de opleiding).
4. Partijen hebben ten aanzien van de opleiding op 1 augustus 2017 een studieovereenkomst gesloten. In deze studieovereenkomst is het volgende opgenomen:
Startdatum : juni 2017Verwachte einddatum : juni 2019Duur : 2 jaarTotale kosten : € 6957,50
[…]
Artikel 2
Werkgever draagt de kosten van de hierboven omschreven opleiding bij een aaneengesloten dienstverband bij OMS bv van 24 maanden na het met succes afronden van de opleiding. Te weten €6957,50,- euro, waarvan bijgevoegd een specificatie. De werknemer zal hiervoor in eerste instantie een eigen bijdrage van €100,- (netto) per 4 weken moeten leveren. Mocht de werknemer 2 jaar na het behalen van zijn opleiding werkgever verlaten of nog steeds in dienst zijn bij de werkgever dan zal de werknemer deze eigen bijdrage volledig terugbetaald krijgen.*
[…]
Artikel 6
OMS bv is gerechtigd de kosten van de opleiding terug te vorderen indien:
• het dienstverband eindigt door opzegging van inlener, werknemer en/of OMS bv gedurende
de looptijd van de opleiding. De werknemer zal worden belast voor 100% van de totale
opleidingskosten.
• het dienstverband eindigt door opzegging van inlener, werknemer en/of OMS bv binnen 24
maanden na voltooiing van de opleiding. Terugbetaling zal plaatsvinden conform de
onderstaande formule:
€6957,50,-x (24 maanden – het aantal reeds verstreken maanden)
–––––––––––––––––––
24 maanden
In beide gevallen (gedurende de looptijd van de opleiding en binnen 24 maanden na behalen van de
opleiding) zal dit bedrag verrekend worden met de ingehouden 4-wekelijkse bijdrage van de werknemer (€ 100,- netto per 4 weken). **
De werkgever acht het redelijk en billijk tot een dergelijke verrekening over te gaan, gezien het feit dat de werknemer in bovengenoemde situaties, de werkgever geen of weinig tijd gunt te renderen van de genoten opleiding.
5. In mei 2019 heeft Vopak als inlener partijen te kennen gegeven de samenwerking met [gedaagde] per direct te willen beëindigen. [gedaagde] heeft zich vervolgens ziek gemeld.
6. Op 16 juli 2019 heeft [gedaagde] zich bij OMS hersteld gemeld.
7. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd per 26 juli 2019.
8. Bij brief van 26 juli 2019 heeft OMS aanspraak gemaakt op betaling van de kosten van de opleiding minus het spaartegoed van € 2.600,-.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
OMS heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
betaling aan haar van € 4.271,02 aan hoofdsom en € 26,20 aan tot en met 21 januari 2020 verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 22 januari 2020, althans vanaf de dag waarop deze dagvaarding is betekend tot aan de dag dat de gehele vordering is voldaan;
betaling aan haar van € 552,10 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
betaling van de kosten van de procedure alsmede de nakosten, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis;
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft OMS aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. De arbeidsovereenkomst tussen OMS en [gedaagde] is van rechtswege geëindigd per 26 juli 2019. Uit hoofde van het bepaalde in artikel 6 van de tussen partijen gesloten studieovereenkomst is [gedaagde] gehouden tot betaling van de opleidingskosten van € 6.957,50 inclusief btw waarvan na inhoudingen op het loon conform artikel 2 van de studieovereenkomst een bedrag resteert van € 4.271,02.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
Tussen partijen staat vast dat zij in het kader van de opleiding een studieovereenkomst hebben gesloten. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de studieovereenkomst niet rechtsgeldig is, maar waarom dit het geval zou zijn, is door hem niet onderbouwd. In artikel 6 van de studieovereenkomst is bepaald dat OMS gerechtigd is 100% van de totale opleidingskosten terug te vorderen (onder andere) indien het dienstverband eindigt door opzegging van de inlener en/of OMS gedurende de looptijd van de opleiding. OMS stelt terecht dat artikel 6 voldoet aan de in het Van Opzeeland-arrest van de Hoge Raad van 10‑06-1983, NJ 1983, 796 genoemde minimale vereisten, zodat de gevorderde terugbetaling van de studiekosten in zoverre niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
4.2
Niet in geschil is dat inlener Vopak in mei 2019 de samenwerking met [gedaagde] per direct heeft beëindigd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij door Vopak is weggestuurd zonder aangegeven reden en dat er ook geen noemenswaardige reden was om hem die dag weg te sturen. Voorts stelt hij dat OMS zich onvoldoende heeft ingespannen om te zorgen dat hij terug kon keren en zijn opleiding kon afronden. OMS heeft met e‑mailberichten van Vopak gemotiveerd betwist dat Vopak de samenwerking met [gedaagde] zonder reden heeft beëindigd. Wat daar ook van zij: dit is niet relevant aangezien OMS ervoor mocht kiezen de overeenkomst met [gedaagde] na ommekomst van de overeengekomen bepaalde tijd niet te verlengen. OMS heeft voorts gesteld dat zij voor [gedaagde] bij een tweetal andere bedrijven sollicitatiegesprekken heeft gearrangeerd teneinde hem in de gelegenheid te stellen om zijn opleiding alsnog te kunnen afronden en terugbetaling van studiekosten te voorkomen. [gedaagde] heeft niet betwist dat het eerste gesprek door hem is afgezegd en dat hij tijdens het tweede gesprek te kennen heeft gegeven alleen in die baan geïnteresseerd te zijn voor het afronden van zijn opleiding en daarna weg te zullen gaan. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat redelijkheid en billijkheid in dit geval meebrengen dat de werkgever zich niet op de regeling kan beroepen. OMS heeft zich voldoende ingespannen.
4.3
Nu vaststaat dat het dienstverband is geëindigd gedurende de looptijd van de opleiding is [gedaagde] gehouden tot betaling van de totale opleidingskosten. Ten aanzien van de hoogte heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat hem desgevraagd per e-mailbericht van 2 juli 2019 door OMS is bericht dat de totale studiekosten € 5.750,- bedragen en dat na aftrek van het spaarsaldo van € 2.500,- nog € 3.250,- resteerde. Dit is door [gedaagde] pas voor het eerst bij dupliek aangevoerd. Indien [gedaagde] daadwerkelijk uitging van dit lagere bedrag – waarbij kennelijk de btw niet is meegenomen – had verwacht mogen worden dat hij dit reeds bij antwoord had aangevoerd hetgeen hij heeft nagelaten. Op basis van de studieovereenkomst en de overige communicatie hierover tussen partijen volgt dat de totale studiekosten € 6.957,50 bedragen. Uit het e-mailbericht van 2 juli 2019 blijkt op geen enkele wijze dat OMS heeft bedoeld een deel van de studiekosten kwijt te schelden. Er zal dan ook worden uitgegaan van een bedrag van € 6.957,50 aan totale studiekosten.
4.4
In artikel 2 van de studieovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] ten behoeve van de studiekosten een eigen bijdrage van € 100,- (netto) per 4 weken zal betalen. Niet in geschil is dat hij tot aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst een bedrag van € 2.600,- heeft gespaard, zodat dit in mindering dient te strekken op de studiekosten. Voormeld bedrag is na gedane inhoudingen op het loon verminderd tot het gevorderde bedrag van € 4.271,02. Dit bedrag zal worden toegewezen.
4.5
OMS maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Die komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan de gedaagde partij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704).
4.6
De onweersproken gebleven rente zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
4.7
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.8
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan OMS te betalen € 4.297,22 aan hoofdsom en verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 4.271,02 vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van OMS vastgesteld op:
  • € 582,38 aan verschotten;
  • € 480,- aan salaris voor de gemachtigde;
  • voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig
aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het nasalaris en de betekeningskosten verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590