ECLI:NL:RBROT:2021:10400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
9247546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens structurele huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen SND I B.V. (eiseres) en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege herhaaldelijke huurachterstanden. De procedure volgde na een reeks van aanmaningen en eerdere gerechtelijke stappen, waarbij de gedaagde herhaaldelijk de huur te laat had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde stelselmatig tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De gedaagde had weliswaar enkele maanden huur betaald, maar dit gebeurde vaak pas na meerdere aanmaningen en was niet tijdig. De kantonrechter weegt de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde mee, maar concludeert dat deze niet voldoende zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de achterstallige huur. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9247546 \ CV EXPL 21-18710
uitspraak: 22 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SND I B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 20 mei 2021,
gemachtigde: voorheen mr. C.A.M. Jansen te Rotterdam (die zich op 25 juni 2021 heeft onttrokken), per 5 juli 2021 mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon
Partijen worden hierna verder aangeduid als “SND” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 20 mei 2021, met producties;
  • het schriftelijke verweer van [gedaagde], per e-mail ingediend op 27 mei 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 3 juni 2021;
  • het tussenvonnis van 14 juni 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juli 2021. Namens SND is daarbij verschenen [naam 1] (beheerder vastgoed), bijgestaan door de gemachtigde mr. D.L.A. van Voskuilen. [gedaagde] is, hoewel hij naar behoren is opgeroepen voor de mondelinge behandeling, niet verschenen. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
Tussen SND als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
De verschuldigde huur bedraagt thans € 513,16 per maand en dient vóór of op de eerste dag van de maand voldaan te worden.
2.3.
Bij brief van 4 juli 2019 heeft de beheerder, [naam beheerder], aan [gedaagde] verzocht de achterstallige huur van de maand juli 2019 te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met buitengerechtelijke incassokosten.
2.4.
Op 24 juli 2019 heeft [gedaagde] twee betalingen van elk € 481,39 gedaan ter zake van de huur van de maanden juli en augustus 2019.
2.5
Op 25 september 2019 heeft [gedaagde] twee betalingen van elk € 481,39 gedaan ter zake van de huur van de maanden september en oktober 2019.
2.6.
Bij brief van 5 december 2019 heeft de voormalige gemachtigde van SND [gedaagde] gesommeerd de achterstallige huur van de maanden november en december 2019 en de reeds verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten aan SND te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering opnieuw zal worden verhoogd met buitengerechtelijke incassokosten. Op 19 december 2019 heeft de voormalige gemachtigde van SND een herhaalde sommatie aan [gedaagde] gezonden.
2.7.
Bij brief van 10 januari 2021 heeft de voormalige gemachtigde van SND aan [gedaagde] medegedeeld dat er sprake is van een huurachterstand van drie maanden, te weten de maanden november 2019 tot en met januari 2020. Daarnaast heeft SND bij voormelde brief een eenmalig aanbod aan [gedaagde] gedaan, er uit bestaande dat [gedaagde] op of vóór 31 januari 2020 de huur van de maanden januari en februari 2020 zal voldoen en dat de overige huurachterstand zal worden kwijtgescholden op voorwaarde dat [gedaagde] instemt met vrijwillige beëindiging van de huurovereenkomst per 1 maart 2020. De voormalige gemachtigde van SND heeft op 14 januari 2020 per e-mail een herinnering aan [gedaagde] gezonden.
2.8.
Op 28 januari 2020 heeft [gedaagde] viermaal een bedrag van telkens € 481,39 voldaan ter zake van de huur van de maanden november 2019 tot en met februari 2020.
2.9.
Op 21 februari 2020 heeft SND een dagvaarding aan [gedaagde] laten betekenen, waarin zij heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten over de huur van de maanden november en december 2019 alsmede de wettelijke rente vanaf juli 2019. Bij onder zaaknummer 8344626 CV EXPL 20-6187 gewezen verstekvonnis van 19 maart 2020 werd [gedaagde], overeenkomstig de eis van SND, veroordeeld tot betaling aan SND van € 150,08 aan buitengerechtelijke kosten en rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.10.
Bij brief van 12 oktober 2020 heeft de voormalige gemachtigde van SND [gedaagde] gesommeerd de achterstallige huur van de maand oktober 2020 aan SND te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering zal worden verhoogd met buitengerechtelijke incassokosten.
2.11.
Bij brief van 3 februari 2021 heeft de voormalige gemachtigde van SND [gedaagde] gesommeerd de achterstallige huur van de maand februari 2021 aan SND te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering zal worden verhoogd met buitengerechtelijke incassokosten. Voorts is [gedaagde] er op gewezen dat hij wederom zijn verplichting de huur vóór of op de eerste van de maand te voldoen niet is nagekomen en is hij gewaarschuwd dat SND zich bij herhaalde tekortkomingen vrij acht rechtsmaatregelen te treffen, gericht op beëindiging van de huurovereenkomst.
2.12.
Bij brief van 5 mei 2021 heeft [naam beheerder] aan [gedaagde] verzocht de achterstallige huur van de maand mei 2021 te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft de huur van de maand mei 2021 op 10 mei 2021 betaald.

3..De vordering

3.1.
SND heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] stelselmatig tekort is geschoten in de nakoming van
de onderhavige huurovereenkomst, te weten het tijdig en volledig voldoen van de
huurbetalingen op of vóór de eerste van de maand waar de betreffende betaling
betrekking op heeft;
II. de huurovereenkomst tussen partijen, betrekking hebbende op de zelfstandige
woonruimte gelegen aan de [adres] te ontbinden;
III. [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen 10 dagen na het te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, met al degenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden, respectievelijk bevindt, te ontruimen en ontruimd te houden en het gehuurde leeg, bezemschoon en onder afgifte van sleutels ter vrije beschikking van eiseres te stellen;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de maandelijks door hem aan SND verschuldigde huurverplichting c.q. gebruiksvergoeding (ad € 513,16) vanaf juni 2021 tot het moment van ontruiming, een gedeelte van een maand voor een gehele maand gerekend;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten en salaris van de gemachtigde.
3.2.
Aan haar vordering heeft SND - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] schiet herhaaldelijk tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door structureel de huur te laat te voldoen. Al vanaf het begin van de huurrelatie tussen partijen heeft [gedaagde] vele malen de huur niet of niet op tijd betaald. [gedaagde] betaalt de huur zeer onregelmatig en heeft er een gewoonte van gemaakt de huur te laat te voldoen. [gedaagde] betaalt de huur uiteindelijk wel, doch slechts na vele aanmaningen, telefonisch contact en huisbezoeken door de beheerder. SND heeft op ondubbelzinnige wijze aan [gedaagde] medegedeeld dat zijn betalingsgedrag onacceptabel is en heeft [gedaagde] meerdere malen gewezen op zijn verplichting de huur maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen.
3.3.
SND moet telkens extra kosten maken om [gedaagde] aan zijn betalingsverplichtingen te laten voldoen door onder andere telefonisch contact op te nemen met [gedaagde] en vele sommaties te sturen. Voorts heeft SND zich zelfs genoodzaakt gezien [gedaagde] in februari 2020 in rechte te betrekken, hetgeen er toe heeft geleid dat [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de op dat moment verschuldigde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Ook na die procedure is het betalingsgedrag van [gedaagde] niet verbeterd. Het te laat betalen van de huur, in het bijzonder wanneer er sprake is van structureel tekortschietend betalingsgedrag zoals in onderhavig geval, levert een zelfstandige grond op voor ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 6:265 BW. Van SND kan redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet, mede gelet op het feit dat SND een kleine organisatie is, die door de gedragingen van [gedaagde] continu geconfronteerd wordt met hoge extra uitvoeringskosten om [gedaagde] alsnog tot betalen te bewegen.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Het leven van [gedaagde] is financieel en emotioneel volledig op zijn kop komen te staan, nadat [gedaagde] in maart 2019 te horen kreeg dat zijn zus terminaal ziek was. [gedaagde] heeft er vervolgens anderhalf jaar lang alles aan gedaan om zijn zus emotioneel en vooral financieel bij te staan. Dat viel samen met de periode waarin er herhaaldelijk huurachterstanden zijn ontstaan. [gedaagde] had niet de intentie om de huur niet te betalen. Zodra er financiële ruimte was, heeft [gedaagde] direct meerdere maanden huur in één keer betaald.

5..De beoordeling van de vordering

5.1.
Door SND is onweersproken gesteld dat [gedaagde] de maandelijkse huur herhaaldelijk te laat heeft voldaan. Het door SND bij punt 13 van de dagvaarding opgenomen overzicht laat zien dat [gedaagde] reeds vanaf juli 2019 betalingsgedrag vertoont dat in strijd is met hetgeen in de huurovereenkomst is bepaald, namelijk dat de huur maandelijks vóór of op de eerste dag van de maand moet worden voldaan. Daaruit is voldoende gebleken dat [gedaagde] de huur bij herhaling te laat heeft voldaan, waarbij [gedaagde] in een aantal gevallen zelfs pas na verloop van enkele maanden de huur heeft voldaan. [gedaagde] heeft in dat verband ook erkend dat hij in voorkomende gevallen twee of drie maanden huur in één keer heeft betaald.
5.2.
Uit het door SND in de dagvaarding opgenomen overzicht - waarvan de juistheid door [gedaagde] niet is betwist - volgt dat [gedaagde] vanaf juli 2019 tot en met mei 2021 achtmaal de huur (veel) te laat heeft voldaan, zodat naar het oordeel van de kantonrechter inmiddels gesproken kan worden van een structurele situatie. SND heeft een verklaring voor recht gevorderd dat [gedaagde] stelselmatig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Door SND is echter op geen enkele wijze gesteld welk belang zij heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. Dit deel van de vordering zal daarom - bij gebreke van voldoende belang als bedoeld in artikel 3:303 BW - worden afgewezen.
5.3.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of het structureel te laat betalen van de huur door [gedaagde] toewijzing van de door SND gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Daartoe wordt als volgt overwogen. Door het herhaaldelijk te laat voldoen van de maandelijkse huur is [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te (doen) ontbinden. Dat is alleen anders wanneer de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.4.
Vaste rechtspraak is dat het herhaaldelijk te laat betalen van de huurprijs een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen (Vgl. HR 17 december 2004, LJN: AR1040, WR 2005, 24 (81 RO) en de conclusie van A-G Langemeijer voor dit arrest alsmede
HR 13 september 2013, RvdW 2013/1069 (81 RO) en de conclusie van [naam 2]). Of het herhaaldelijk te laat betalen van de huur in een concrete situatie een tekortkoming van voldoende gewicht oplevert zodat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, dient beoordeeld te worden aan de hand van de relevante omstandigheden van het geval.
5.5.
Van belang is dat, als door SND gesteld en door [gedaagde] niet weersproken, is komen vast te staan dat [gedaagde] de huur structureel te laat betaalt. Uit het door SND verstrekte overzicht en haar stellingen op dat punt komt het beeld naar voren van een zeer onregelmatig betalingspatroon, waarbij [gedaagde] met regelmaat verzuimt de huur vóór of op de eerste van de maand te voldoen. [gedaagde] betaalt daarbij niet slechts enkele dagen te laat, maar in enkele gevallen zelfs maanden later. Door SND is voorts onweersproken gesteld dat zij voor elke onbetaald gelaten maandhuur één of meerdere aanmaningen aan [gedaagde] hebben gezonden en dat in totaal meer dan tien aanmaningen aan [gedaagde] zijn gestuurd. Uit de door SND overgelegde aanmaningen en e-mails volgt in voldoende mate dat zij [gedaagde] telkens op de ontstane achterstand heeft gewezen en dat zij [gedaagde] bovendien gewaarschuwd heeft dat SND zich bij herhaalde tekortkomingen vrij acht rechtsmaatregelen te treffen.
5.6.
Daarnaast weegt in dit kader zwaar mee dat [gedaagde] reeds bij vonnis van 19 maart 2020 (zaaknummer 8344626 CV EXPL 20-6187) veroordeeld is tot betaling van de rente en buitengerechtelijke kosten in verband met de eerder ontstane huurachterstanden, maar dat dit niet heeft geleid tot verbetering van het betalingsgedrag van [gedaagde]. Nadien heeft [gedaagde] immers wederom meerdere malen de huur te laat voldaan, in het bijzonder de huur van de maanden oktober 2020, februari 2021 en mei 2021. Voorts is voldoende vast komen te staan dat [gedaagde] zelf geen contact met SND heeft opgenomen. Van [gedaagde] had verwacht mogen worden dat hij, indien hij de maandelijkse huur niet kon betalen, ten minste in contact zou treden met SND om tot een oplossing voor de ontstane situatie te komen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zich hiervoor op enigerlei wijze heeft ingespannen.
5.7.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden volgt dat het niet betalen van de huur geen incident is, in die zin dat er geen sprake is van het wegens omstandigheden eenmalig niet kunnen betalen van de huur, maar dat het betalingsgedrag een structureel karakter heeft. Gelet op het verzenden van een groot aantal e-mails, herinneringen en aanmaningen, het herhaald inschakelen van haar incassogemachtigde en het voeren van een gerechtelijke procedure acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat het SND, zoals zij heeft gesteld, veel tijd en geld kost en heeft gekost om de huurbetalingen (alsnog) van [gedaagde] te ontvangen. In dat kader is van belang dat SND onweersproken heeft gesteld dat zij een kleine organisatie is en dat zij door de gedragingen van [gedaagde] belast wordt met extra uitvoeringskosten, die in financieel opzicht een zware wissel trekken op de organisatie. SND heeft in dat verband gesteld dat zij het financieel niet langer kan opbrengen om telkenmale aanmaningen te sturen en gerechtelijke procedures te starten, nu de daarmee gepaard gaande kosten de relatief lage maandelijkse huur overstijgen.
5.8.
Onder deze omstandigheden weegt het woonbelang van [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter niet op tegen het gewicht van de herhaalde tekortkoming van [gedaagde]. De kantonrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat [gedaagde] de huurachterstanden uiteindelijk telkens wel heeft voldaan, zij het (veel) te laat. De enkele te late betaling van de achterstand maakt echter de (structurele) tekortkoming in het verleden niet ongedaan (Vgl. HR 11 januari 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD4925 (Schwarz/Gnjatovic)). Van SND kan in alle redelijkheid niet verwacht worden dat zij de huurovereenkomst met een huurder, die bij herhaling de huur te laat betaalt en daardoor de kleine organisatie van SND belast met extra (hoge) uitvoeringskosten, nog langer voortzet. Gelet op haar stelling dat een aanzienlijke wachtlijst bestaat voor sociale huurwoningen zoals de door [gedaagde] gehuurde woning, heeft SND er belang bij dat de door [gedaagde] gehuurde woning beschikbaar komt voor een andere huurder, die zijn of haar betalingsverplichtingen wel correct kan nakomen.
5.9.
De door [gedaagde] ter zake aangevoerde persoonlijke omstandigheden, hoe vervelend deze ook voor [gedaagde] zijn, leiden niet tot het oordeel dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Dat [gedaagde] zich gedurende geruime tijd genoodzaakt voelde zijn terminaal zieke zus financieel bij te staan, is immers een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt en die niet aan SND als verhuurder kan worden tegengeworpen. Daarbij weegt bovendien mee dat [gedaagde] zelf geen contact met SND heeft opgenomen naar aanleiding van de verzonden aanmaningen en sommaties en dat gesteld noch gebleken is dat hij SND in kennis heeft gesteld van de door hem genoemde oorzaak van het ontstaan van de huurachterstanden.
5.10.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal in redelijkheid worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
5.11.
De vordering tot betaling van een bedrag van € 513,16 per maand aan huur dan wel gebruiksvergoeding vanaf de maand juni 2020 tot de datum van ontruiming van het gehuurde wordt eveneens toegewezen.
5.12.
[gedaagde] zal, als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde leeg, bezemschoon en onder overgave van de sleutels ter beschikking van SND te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan SND te betalen € 513,16 per maand met ingang van de maand juni 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SND vastgesteld op:
 € 213,61 € 213,61 aan verschotten (waarvan € 126,00 aan griffierecht en € 87,61 aan dagvaardingskosten);
 € 213,61 € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 37,50 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487