ECLI:NL:RBROT:2021:10410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/626664 / KG ZA 21-869
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitleg vonnis in kort geding tussen concurrenten op de zonnepanelenmarkt met betrekking tot octrooi-inbreuk

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een kort geding, zijn LONGI (NETHERLANDS) TRADING B.V. en HANWHA SOLUTIONS CORPORATION verwikkeld in een geschil over de uitleg van een eerder vonnis. LONGI Nederland, eiseres, heeft de voorzieningenrechter verzocht om opheffing van een verbod dat is opgelegd in een eerder vonnis, waarin werd geoordeeld dat LONGI mogelijk inbreuk maakt op het Europees octrooi van Hanwha. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat LONGI Nederland en Hanwha concurrenten zijn op de markt van zonnepanelen en dat Hanwha conservatoir bewijs- en afgiftebeslag heeft gelegd op LONGI's zonnepanelen. In het eerdere vonnis van 9 juli 2021 werd het beslag gedeeltelijk opgeheven, maar het bewijsbeslag bleef in stand. Hanwha heeft in reconventie een verbod geëist tegen LONGI Nederland om inbreuk te maken op haar octrooi in verschillende landen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat LONGI Nederland op zichzelf geen inbreuk pleegt in Nederland, waar het octrooi niet geldt. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat LONGI Nederland onrechtmatig handelt door zonnepanelen te verkopen of te vervoeren naar landen waar het octrooi niet geldt. De vorderingen van LONGI Nederland om het verbod te beperken tot België werden afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verbod ook van toepassing is op België, nu Hanwha daar inmiddels als octrooihouder geregistreerd staat. De vorderingen van LONGI Nederland zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/626664 / KG ZA 21-869
Vonnis in kort geding van 19 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LONGI (NETHERLANDS) TRADING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. A.M.E. Verschuur en J.M. Boelens te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
HANWHA SOLUTIONS CORPORATION,
gevestigd te Seoul, Republiek Korea,
gedaagde,
advocaat mrs. N.C. Rodriguez Arigon en F.W.E. Eijsvogels te Amsterdam.
Partijen worden hierna LONGi Nederland en Hanwha genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 oktober 2021, met producties 1 tot en met 5,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 12 oktober 2021,
  • de pleitnota van mr. Verschuur,
  • de pleitnota van mr. Rodriguez Arigon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
LONGi Nederland en Hanwha zijn concurrenten op de markt van zonnepanelen.
2.2.
LONGi Nederland beschikt in Rotterdam over aanzienlijke opslagcapaciteit (bij een derde) waar zonnepanelen met het oog op export worden opgeslagen. In de zomer van 2021 heeft Hanwha conservatoir bewijs- en afgiftebeslag ten laste van LONGi Nederland doen leggen. Daarbij zag het afgiftebeslag op verschillende modellen zonnepanelen.
2.3.
LONGi Nederland heeft in kort geding opheffing van de door Hanwha gelegde beslagen gevorderd. Op 6 juli 2021 heeft Hanwha een eis in reconventie ingesteld, inhoudende de oplegging van een verbod aan LONGi Nederland om in zestien landen (Nederland daar niet onder begrepen) inbreuk te maken op het Europees octrooi met publicatienummer [nummer] (hierna: het octrooi) en een verbod om onrechtmatig te handelen door inbreuk op het octrooi uit te lokken, te bevorderen, te faciliteren, hiervan te profiteren en/of na te laten om die inbreuk te voorkomen.
2.4.
Bij vonnis, in conventie – met aanhouding van de beslissing in reconventie –, van 9 juli 2021 (KG ZA 21-563, ECLI:NL:RBROT:2021:6825) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het beslag tot afgifte gedeeltelijk opgeheven.
Bij arrest van 17 september 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:1739) heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van 9 juli 2021 ten dele bekrachtigd en voor het overige vernietigd. Het beslag tot afgifte is volledig opgeheven en het bewijsbeslag is in stand gelaten.
2.5.
Op de zitting van 10 september 2021 is de in de zaak KG ZA 21-563 ingestelde vordering in reconventie behandeld. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 1 oktober 2021 (ECLI:N:RBROT:2021:9551), hierna: het vonnis, heeft de voorzieningenrechter, voor zover van belang, als volgt overwogen en beslist:
“(…)

2..De feiten

(…)
2.5.
Uit de nationale octrooiregisters van België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland blijkt dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie aldaar ingeschreven stond als houder van het octrooi in die landen.
(…)

4..De beoordeling

(…)
4.5. (…)
Daarbij stelt Hanwa dat export vanuit Nederland plaatsvindt naar landen in Europa waarin het octrooi (wel) van kracht is. Deze stelling is, zoals hierna wordt toegelicht, voorshands aannemelijk. Dit levert een aanwijzing op dat LONGi Nederland in Nederland mogelijk deelneemt aan een operatie waarbij inbreuk wordt gemaakt op het octrooi.
(…)
4.8.
Tussen partijen is in geschil of Hanwha rechthebbende is ten aanzien van alle zestien delen van het Europees octrooi. Uit uitdraaien van de nationale octrooiregisters van België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland volgt dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie als octrooihouder geregistreerd was. Nu geen serieuze aanleiding bestaat om aan de juistheid van die registers te twijfelen, acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat Hanwha in die landen rechthebbende is en dus in beginsel handhavingsgerechtigd is.
(…)
4.10.
Ten aanzien van de andere zeven landen (van de zestien) is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende aannemelijk dat Hanwha rechthebbende is. In de registers van die landen staan niet aan Hanwha gelieerde anderen, ISFH en de Technische Universiteit Eindhoven, als rechthebbenden geregistreerd. Hanwha heeft gesteld dat zij als gevolg van een lange reeks van overdrachtshandelingen, fusies etc. rechthebbende is geworden, doch LONGi Nederland heeft dat betwist en die betwisting onderbouwd. Dit kort geding leent zich niet voor nadere bewijslevering. De voorzieningenrechter constateert op basis van de beschikbare informatie dat Hanwha, ondanks haar evidente belang daarbij, niet in de betrokken registers is ingeschreven, hetgeen een aanwijzing kan zijn dat de onderbouwing van haar recht door de betrokken instanties niet als voldoende is aangemerkt. Hoewel Hanwha stelt dat daarvan geen sprake is en dat een wijziging van de inschrijving in de registers in die landen traag verloopt, is inmiddels wel zeer geruime tijd verstreken, zodat de kracht van dat argument niet groot is. Mede tegen die achtergrond heeft Hanwha niet voldoende aangetoond dat zij ten tijde van het instellen van de eis in reconventie en van dit vonnis aldaar rechthebbende was op dit octrooi en dit kan handhaven. Dit geldt ook voor het deel in Hongarije, nu uit een door LONGi Nederland overgelegd uittreksel volgt dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie niet als octrooihouder stond geregistreerd en die inschrijving kennelijk meermalen gewijzigd is als gevolg waarvan haar positie daar onvoldoende duidelijk is.
(…)
4.17.
Nu, voor dit kort geding, voldoende aannemelijk is dat de zonnepanelen van LONGi Nederland van de genoemde types inbreuk maken op het octrooi van Hanwha, zodat in voormelde landen geen voorbehouden handelingen mogen worden verricht, doet zich vervolgens de vraag voor of voldoende aanleiding bestaat voor oplegging van de gevorderde verboden. In algemene zin staat tussen partijen vast dat in het verleden sprake is geweest van inbreukmakend handelen in Duitsland en dat (een) groepsvennootschap(pen) van LONGi daarbij betrokken was (waren). Verder staat vast dat LONGi Nederland beschikt over tienduizenden zonnepanelen die in Nederland zijn opgeslagen en dat zij opdrachten en orders tot levering van die zonnepanelen heeft van zeer veel partijen in allerlei landen.
4.18.
Hanwha stelt dat LONGi Nederland zelf inbreuk maakt, althans dreigt te maken, maar die stelling is onvoldoende onderbouwd. Het opslaan, onder zich houden en verhandelen in Nederland zijn geen voorbehouden handelingen, want het octrooi geldt niet in Nederland, zodat LONGi Nederland op zichzelf geen inbreuk pleegt en ook niet onrechtmatig handelt door zonnepanelen opgeslagen te houden en deze te verkopen of te vervoeren. Dat geldt ook voor de export naar de landen waar het octrooi niet geldt. In het kader van de beperkte opheffing van het afgiftebeslag is gebleken dat zij grote partijen exporteert naar landen waar het octrooi niet geldt.
Op dit moment is niet aannemelijk dat LONGi Nederland zelf een rol speelt bij voorbehouden handelingen in de landen waar het octrooi wel geldt en direct of indirect inbreuk pleegt. Hanwha heeft ook niet voldoende toegelicht en onderbouwd waarom een reële dreiging bestaat dat zij dit zal gaan doen. Dat betekent, dat voor een, al dan niet grensoverschrijdend, inbreukverbod als gevorderd onvoldoende grond bestaat.
4.19.
Anderzijds is wel voldoende aannemelijk dat LONGi Nederland zich vrij acht om aan afnemers in alle landen behoudens Duitsland zonnepanelen te verkopen en te leveren en dat zij feitelijk in staat is om dat te doen, althans daartoe de noodzakelijke maatregelen te treffen. Gelet op de kennelijk aanzienlijke vraag naar die panelen, ook in landen waar gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat Hanwha octrooihouder is, is aannemelijk dat zij aan die vraag zal voldoen, met het oog op de daarmee te maken winsten en de vergroting van haar marktaandeel. Voorshands moeten dergelijke verkopen, leveringen en daarmee samenhangende handelingen, in het geval van afnemers in de hiervoor bedoelde zeven landen waar Hanwha gerechtigd is tot het octrooi, worden beschouwd als onrechtmatig jegens Hanwha, omdat daarmee inbreuk op het octrooi wordt mogelijk gemaakt of bevorderd althans aanzienlijk gefaciliteerd. Dat betekent dat de vrees van Hanwha dat LONGi Nederland inbreuk op haar octrooi zal faciliteren en aldus onrechtmatig zal handelen voorshands voldoende gerechtvaardigd is en dus een daarop gericht verbod in beginsel toewijsbaar is.
(…)
4.26.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het onder 2 gevorderde verbod wordt toegewezen op en onder de in de beslissing te vermelden wijze en voorwaarden. Hetgeen ter zitting is opgemerkt over de beslagen panelen is inmiddels niet langer van belang. Voor het verlenen van een terme de grace zoals ter zitting verzocht bestaat voldoende aanleiding, gelet op de grote aantallen zonnepanelen en de praktische uitvoerbaarheid, doch die zal worden beperkt tot één werkdag na betekening (dat wil zeggen een periode van 24 uur waarbij aanvang en einde in een werkdag vallen, zodat als betekend wordt op dinsdag om 11:00u het verbod ingaat op woensdag om 11:00u). Het op te leggen verbod verliest overigens werking indien Hanwha in België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland niet langer rechthebbende op het octrooi is en/of als het octrooi nietig wordt verklaard of anderszins niet in stand blijft.
(…)

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
in reconventie
5.1.
verbiedt LONGi Nederland met ingang van één werkdag na betekening van dit vonnis, om onrechtmatig jegens Hanwha te handelen door inbreuk op de gewijzigde conclusies van het Europees octrooi [nummer] van Hanwha in België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland met de LONGi-zonnepanelen met types Hi-M03, Hi-M03m, Hi-M04, Hi-M04m, Hi-M05 en Hi-M05m uit te lokken, te bevorderen, te faciliteren, en/of hiervan (bewust, stelselmatig en berekenend) te profiteren,
(…)”
2.6.
Bij brief van 4 oktober 2021 heeft LONGi Nederland de voorzieningenrechter verzocht om twee kennelijke fouten in het vonnis te verbeteren. Volgens LONGi Nederland is in rechtsoverwegingen 2.5. en 4.8. van het vonnis ten onrechte vastgesteld dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie in België als houder van het Belgische deel van het octrooi stond geregistreerd. Het in het vonnis in 5.1. opgelegde verbod strekt zich naar de mening van LONGi Nederland daardoor ten onrechte (ook) uit tot België. Bij brief van 5 oktober 2021 heeft Hanwha bezwaar tegen het verzoek tot verbetering gemaakt. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat van een kennelijke fout geen sprake is en dat LONGi Nederland een nieuwe stelling inneemt die bovendien juridisch onjuist is.
2.7.
Bij vonnis van 6 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om verbetering afgewezen. Daartoe is kort gezegd overwogen dat als al sprake is van een onjuiste vaststelling in rechtsoverwegingen 2.5. en 4.8. van het vonnis, de vraag of dit van belang is voor de in dat vonnis genomen beslissingen een inhoudelijke beoordeling vergt, te meer nu Hanwha ten tijde van het wijzen van het vonnis wel als octrooihouder in België geregistreerd stond. Daarmee is geen sprake van een kennelijke fout die zich op de voet van artikel 31 Rv voor eenvoudig herstel leent.
2.8.
LONGi Nederland heeft spoedappel ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft een spoedbehandeling toegestaan en een mondelinge behandeling bepaald op 20 december 2021.

3..Het geschil

3.1.
LONGi Nederland vordert – verkort weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
beslist dat het dictum onder 5.1. van het vonnis aldus dient te worden gelezen in het licht van de overwegingen 2.5., 4.8. en 4.10. dat dit verbod zich niet mede uitstrekt tot België,
Hanwha veroordeelt in de kosten van het geding alsmede in de gebruikelijke nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak zonder dat daarvoor betekening vereist is.
3.2.
Hanwha voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van LONGi Nederland in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, anders dan Hanwha betoogt, er geen rechtsregel is op grond waarvan een vordering in een executiegeschil (direct) moet worden afgewezen op de grond dat dezelfde inhoudelijke bezwaren ook al in een – afgewezen – verzoek op grond van artikel 31 Rv zijn voorgelegd.
4.2.
LONGi Nederland stelt dat het vonnis op een kennelijke misslag berust. Volgens LONGi Nederland heeft de voorzieningenrechter in 2.5. en 4.8. van het vonnis ten onrechte vastgesteld dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie in het Belgische octrooiregister als octrooihouder stond geregistreerd. Het in 5.1. van het vonnis opgelegde verbod strekt zich daardoor ten onrechte ook tot België uit.
4.3.
Hanwha heeft betoogd dat LONGi Nederland met haar vordering om de uitleg van een beslissing vraagt en dat daarvoor een ander toetsingskader geldt dan voor een executiegeschil.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat materieel wel sprake is van een executiegeschil. LONGi Nederland probeert immers te voorkomen dat een deel van het vonnis – naar de voorzieningenrechter begrijpt totdat op haar appel is beslist – tegen haar ten uitvoer kan worden gelegd.
4.5.
Uitgangspunt in een executiegeschil is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een daartegen ingesteld rechtsmiddel, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen die tot de beslissing hebben geleid. De kans van slagen van het ingestelde rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag. Van een kennelijke misslag is slechts sprake indien deze evident, direct duidelijk en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is.
4.6.
In het kader van de beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat Hanwha in haar reactie op het verzoek op grond van artikel 31 Rv heeft aangevoerd dat de stelling dat Hanwha niet handhavingsgerechtigd is voor België omdat zij ten tijde van het instellen van haar eis in reconventie niet als rechthebbende stond geregistreerd nieuw is en pas na de mondelinge behandeling die tot het vonnis heeft geleid, is ingenomen. LONGi Nederland heeft dat verder onbesproken gelaten. Omdat de insteek en de argumenten wel het karakter van een executiegeschil hebben, wordt de vordering hierna inhoudelijk beoordeeld.
4.7.
Niet in geschil is dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie in België niet als octrooihouder stond geregistreerd. Evenmin staat ter discussie dat in België enkel de geregistreerde octrooihouder kan handhaven en dat Hanwha ten tijde van het vonnis wel als octrooihouder in het Belgische register ingeschreven stond. Gelet op dit laatste betwist Hanwha dat het vonnis op een kennelijke misslag berust en dat er een grond bestaat voor het ingrijpen in de executie van het vonnis. Hanwha stelt verder nog dat volgens vaste jurisprudentie bepalend is of het recht waarop een partij zich beroept, bestaat op het tijdstip van het wijzen van het vonnis.
4.8.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan LONGi Nederland kan worden toegegeven dat het vonnis vragen oproept. Ervan uitgaande dat Hanwha ten tijde van het instellen van de eis in reconventie in België niet als octrooihouder stond geregistreerd, sluit de beslissing in 5.1. niet aan bij de vaststelling in 2.5. en de overwegingen 4.8. en 4.10. Desalniettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat van een kennelijke misslag geen sprake is.
Uit andere overwegingen die tot de beslissing hebben geleid, wordt afgeleid dat het de bedoeling is geweest om het verbod ook ten aanzien van België op te leggen. Hoewel in 4.18 van het vonnis is overwogen dat LONGi Nederland op zichzelf geen inbreuk pleegt en ook niet onrechtmatig handelt door zonnepanelen opgeslagen te houden en deze te verkopen of te vervoeren, is in 4.19. van het vonnis geoordeeld dat verkopen, leveringen en daarmee samenhangende handelingen in landen waar Hanwha tot het octrooi gerechtigd is als onrechtmatig jegens Hanwha dienen te beschouwd. Een inbreuk op het octrooi wordt daarmee immers mogelijk gemaakt of bevorderd althans aanzienlijk gefaciliteerd. Uit de overwegingen 4.18. en 4.19. volgt derhalve dat het de bedoeling is geweest om het daar omschreven onrechtmatig handelen van LONGi Nederland jegens Hanwha te voorkomen. Nu niet in geschil is dat Hanwha inmiddels in België als octrooihouder staat geregistreerd, valt niet in te zien waarom het verbod zich niet mede tot dit land zou moeten strekken. Bij dat oordeel neemt de voorzieningenrechter in aanmerking de jurisprudentie waar Hanwha zich op beroept (IEF 8867, r.o. 4.2.5.-4.2.7. en ECLI:NL:RBNSGR:2012:BV2291, r.o. 4.2.-4.3.). Daarin wordt geoordeeld dat bepalend is dat het (octrooi)recht bestaat op het tijdstip van het wijzen van vonnis. LONGi Nederland beroept zich op andere jurisprudentie (ECLI:NL:RBDHA:2020:12865, r.o. 4.13.). De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in die zaak geen sprake was van een met de onderhavige zaak vergelijkbare situatie en dat de, minder duidelijke en expliciete overweging waar LONGi Nederland zich op beroept, niet kan afdoen aan het hiervoor overwogene.
Tot slot wordt overwogen dat het feit dat in 4.19. van het vonnis staat vermeld dat Hanwha in zeven (in plaats van negen) landen gerechtigd is tot het octrooi, ook niet tot een ander oordeel leidt. Evident is dat het hier gaat om een schrijf-/rekenfout.
4.9.
Dit alles leidt ertoe dat de vorderingen van LONGi Nederland afgewezen. LONGi Nederland wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Hanwha worden begroot op € 1.683,00 (€ 667,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat).

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt LONGi Nederland in de proceskosten, aan de zijde van Hanwha tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.
[2971/2009]