ECLI:NL:RBROT:2021:107
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bovenwettelijke werkloosheidsuitkering op basis van vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de korpschef van de Nationale Politie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor herleving van een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering (BWWU), welke was afgewezen door de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1991 in dienst was bij de Nationale Politie en eervol ontslag had gekregen wegens ziekte. Eiseres ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar deze werd beëindigd en omgezet naar een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) omdat zij volledig arbeidsongeschikt was verklaard.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waarbij zij stelde dat de eerdere beslissing van Loyalis, waarin het recht op BWWU was uitgewerkt, haar het gerechtvaardigd vertrouwen had gewekt dat zij recht had op deze uitkering tot 11 juni 2024. De rechtbank oordeelde echter dat deze beslissing slechts een uitwerking was op basis van de omstandigheden op dat moment en dat de voorwaarden voor de BWWU duidelijk waren vastgelegd in de regelgeving. Eiseres had moeten begrijpen dat een wijziging in haar omstandigheden, zoals het ontvangen van een WIA-uitkering in plaats van een WW-uitkering, invloed zou hebben op haar recht op BWWU.
De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een gerechtvaardigd vertrouwen en dat de afwijzing van de aanvraag door de verweerder terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.