ECLI:NL:RBROT:2021:10848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
71/278410-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en oplegging maatregel wegens lidmaatschap van IS en voorbereiding van terroristische misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 april 2014 naar Syrië is gereisd en zich heeft aangesloten bij de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS). De verdachte heeft in de periode van 1 april 2014 tot en met 3 november 2020 deelgenomen aan IS en heeft voorbereidingshandelingen verricht voor terroristische misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een periode van radicalisering, haar broer, die al als strijder voor IS in Syrië was, heeft gevolgd. Gedurende haar verblijf in IS-gebied heeft zij geen afstand genomen van de ideologie van IS en heeft zij geprobeerd andere vrouwen te rekruteren om naar Syrië te komen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft een maatregel opgelegd op basis van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, die gericht is op gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de terroristische organisatie meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen blijk gegeven van spijt of afstand genomen van haar daden, wat de rechtbank als strafverzwarend heeft aangemerkt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/278410-20
Datum uitspraak: 12 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, locatie [locatie] ,
raadsman mr. J.S. Jordan, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat zij in de periode van 1 april 2014 tot en met 3 november 2020 heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (hierna IS), voorheen Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) genoemd en dat zij voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen heeft verricht tot het plegen van terroristische misdrijven.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest en met oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota - bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Daartoe heeft de raadsman - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte nimmer het jihadistische gedachtegoed van IS heeft aangehangen en dat zij evenmin IS heeft gefaciliteerd en/of ondersteund. Integendeel, haar jongere broer ( [persoon A] ) is op eigen initiatief naar Syrië uitgereisd en de verdachte is hem samen met zijn vrouw [persoon B] op 19 april 2014 achterna gereisd om hem over te halen terug te keren naar Nederland. Bovendien was vóór het uitroepen van het kalifaat in juni 2014 niet duidelijk waar IS precies voor stond en de verdachte wist niet dat [persoon A] zich in Syrië bij IS zou aansluiten. De verdachte is ongewild in het strijdgebied van IS terecht gekomen en heeft nooit het oogmerk gehad om zich bij IS aan te sluiten.
Ook uit Facebookgesprekken met haar vader blijkt dat de verdachte uit IS-gebied heeft willen vluchten. Echter, zij wilde niet zonder [persoon A] , die weigerde terug te keren, en zijn twee kinderen vertrekken waardoor zij noodgedwongen tot maart 2019 als burger in IS-gecontroleerd gebied heeft gewoond.
Weliswaar hebben [persoon B] , haar zus ( [persoon C] ) en [persoon D] voor de verdachte belastende verklaringen afgelegd, maar deze verklaringen zijn onbetrouwbaar en dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Immers, [persoon B] verblijft met haar kinderen nog steeds in het kamp Al-Hawl en zij heeft dus duidelijk een motief om zich negatief over de verdachte uit te laten. [persoon C] en [persoon D] kenden de verdachte nauwelijks, hadden geen direct contact met haar en zij zijn door [persoon B] geïnformeerd. Bovendien dateren de enige twee (voor de verdachte belastende) geluidsbestanden op de telefoon van [persoon C] van 11 dagen nadat de politie te kennen had gegeven haar telefoon te willen inzien. Beide geluidsopnamen zijn dus achteraf gemaakt om het strafproces tegen de verdachte negatief te beïnvloeden. Voorts kan niet worden uitgesloten dat [persoon D] door [persoon C] is beïnvloed aangezien zij elkaar nog kort vóór het verhoor van [persoon D] hebben gesproken.
4.2.
Chronologie feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 6 februari 2014 heeft [persoon A] , de broer van de verdachte, zich bij ISIS aangemeld als fighter (strijder). Hij was belast met het prepareren van explosieven en het voorbereiden van
zelfmoordaanslagen. Dit blijkt uit een aanmeldformulier van IS(IS) dat door lokale Syrische strijdgroepen in juli 2015 in een IS(IS) hoofdkwartier in Tal Abyad (Syrië) is gevonden.
Op 1 mei 2014 heeft de vader van de verdachte aan de wijkagent gemeld dat na zijn zoon [persoon A] nu ook zijn dochter [naam verdachte] (de verdachte) is afgereisd naar Syrië.
Op dat moment was via alle mediakanalen algemeen bekend dat ISIS een terroristische organisatie is. ISIS heeft kort daarna op 29 juni 2014 het kalifaat uitgeroepen dat zich uitstrekte van de Iraakse provincie Diyala tot Aleppo in Syrië. Tegelijk met het uitroepen van het kalifaat heeft ISIS zichzelf een nieuwe naam gegeven, kortweg Islamitische Staat (hierna: IS).
Op 9 mei 2014 heeft de vader van de verdachte aan de wijkagent gemeld dat de verdachte hem heeft doorgegeven dat zij niet voornemens is om terug te keren naar Nederland.
Op 15 mei 2014 heeft de vader van de verdachte per sms-bericht aan de wijkagent gemeld dat [persoon A] , zijn vrouw [persoon B] en de verdachte veilig zijn aangekomen in Jarabulus (Syrië) waar IS de baas is.
Op 11 juli 2014 heeft de verdachte, die dan inmiddels is getrouwd met een Tunesische man ( [naam 1] of [naam 2] ), haar vader bericht nooit meer terug te komen: “of overwinnen of sterven!!”.
Op 26 december 2015 heeft de vader van de verdachte een bericht van haar ontvangen dat zij en haar man ‘ [persoon E] ’ in Raqqa (Syrië) zijn en dat zij net hun nieuw aangeschafte auto, koelkast e.d. hadden ontvangen.
Op 19 april 2016 verbleven de verdachte, [persoon A] en [persoon B] volgens de familie in de buurt van Mosul (Irak).
Op 1 juni 2016 heeft de vader van de verdachte aan de wijkagent gemeld dat de verdachte kort geleden vanaf Raqqa is verplaatst naar een plaatsje 15 km verderop genaamd Al-Tabqah.
Op 21 augustus 2016 heeft [persoon A] via skype contact gezocht met zijn vader. Volgens de vader van de verdachte is ook [persoon A] samen met [persoon B] en hun zoontje verplaatst naar Al-Tabqah waar ook de verdachte en haar man verblijven.
Uit het dossier blijkt dat de steden Raqqa (hoofdstad van het kalifaat) en Al-Tabqah ten tijde van het verblijf van de verdachte, [persoon A] en [persoon B] aldaar, onder controle stonden van IS.
Op 13 januari 2017 stond in de Volkskrant dat IS-lid [naam IS-lid] (dit blijkt later [persoon A] te zijn) is overleden bij een bombardement van de coalitie in Mosul (Irak).
Op 26 februari 2017 belde de vader van de verdachte met de wijkagent dat hij zojuist van zijn dochter had vernomen dat [persoon A] door een vliegtuigbombardement zou zijn gesneuveld. Volgens hem zouden de verdachte, [persoon B] en zijn kleinzoon zich ongeschonden in Raqqa bevinden. [naam verdachte] zou inmiddels getrouwd zijn met een onbekende man die medicus is.
Raqqa stond medio januari 2017 onder controle van IS, de slag om Raqqa was in volle gang.
Op 18 februari 2018 bericht de vader van de verdachte dat zij alweer even is gescheiden van haar man. De verdachte blijft herhalen dat zij nooit meer zal en wil terugkeren naar Nederland. Zij is, volgens eigen zeggen, waar zij vindt dat zij moet zijn en ook blijft totdat zij uiteindelijk terugkeert bij haar (gesneuvelde) broer [persoon A] in het hiernamaals.
Op 29 april 2018 bericht de vader van de verdachte dat zij zich nog steeds in Syrië bevindt,
tegen de grens met Noord Irak. De verdachte is niet voornemens terug te keren, voorlopig zit zij goed en veilig.
Op 23 mei 2018 bericht [persoon C] , de zus van [persoon B] , aan de wijkagent dat de verdachte niet terug wil naar Nederland en dat zij inmiddels een baantje heeft gevonden bij een soort internetcafé.
Op 11 oktober 2018 bericht [persoon C] aan de wijkagent dat haar zus [persoon B] in Deir a Zor zou wonen en dagelijks van alle kanten wordt beschoten en gebombardeerd. Zij verblijft tussen IS strijders en hun vrouwen. Volgens [persoon B] zou de verdachte nog steeds dezelfde extremistische gedachten hebben.
Op 6 februari 2019 bericht de vader van de verdachte dat zij en [persoon B] zich bevinden in het laatste stukje gebied waar nog ongeveer 500 IS strijders heersen. Het gebied zou niet meer omtrekken dan +/- 12 km2 en geheel zijn omsingeld door onder meer Koerden, strijdkrachten van Assad en Syrische democratische strijdkrachten, de SOF. Volgens vader zitten ze in het oosten van Syrië, bij de grens met Irak.
Vanaf oktober 2018 komen steeds meer plaatsen in handen van de vijanden van IS, waardoor de verdachte blijkbaar genoodzaakt was te verhuizen. Het is hoogst waarschijnlijk dat de verdachte zich in februari 2019 ophield in de plaats Baghouz (Syrië), het laatst overgebleven bolwerk van IS. Baghouz is op 23 maart 2019 heroverd op IS. Blijkbaar kon de verdachte vluchten, want op 26 maart 2019 is zij aangekomen in een Koerdisch IS-kamp voor vrouwen in Al-Hawl.
In februari 2019 werd in het strijdgebied te Syrië en/of Irak een document veiliggesteld waaruit kon worden opgemaakt dat de familieleden van een gevangene, een martelaar of een vermiste, een financiële tegemoetkoming of toelage van IS tegemoet kon zien. Een van de beschreven personen op de lijst had als bijnaam ‘ [bijnaam verdachte] ’, die kon worden geïdentificeerd als de verdachte [naam verdachte] .
Op 2 maart 2019 heeft de vader van de verdachte aan de wijkagent bericht dat de verdachte had gevraagd wat haar in Nederland te wachten stond, mocht het lukken om terug te keren. De verdachte dacht dat zij misschien een levenslange gevangenisstraf zou krijgen en dat wilde zij niet.
Op 26 maart 2019 heeft de vader van de verdachte WhatsApp berichten gekregen dat de (derde) man van de verdachte een aantal dagen na het verlaten van het kalifaat is gedood door bombardementen.
Tijdens een uitzending van ‘De Wereld Draait Door’ kwam een journalist aan het woord die kort daarvoor was teruggekomen vanuit Baghouz in Syrië. Hij omschreef onder meer hoe de laatste IS strijders het gebied verlieten en hoe hun IS vrouwen door vrachtauto’s werden vervoerd naar verschillende Koerdische kampen. Hij toonde korte filmfragmenten. Tijdens een filmfragment spreekt hij heel kort met een in zwarte niqaab geklede IS vrouw. Te horen is dat hij haar in het Engels aanspreekt en vraagt:
“Do you still believe in Islamic State, the Caliphate?”
Daarop antwoordt de vrouw:
“Of course, how I don’t believe in it.”
Daarna gaat het gesprek verder in het Nederlands. De vader van de verdachte heeft emotioneel laten weten dat hij voor 100% zekerheid zijn dochter [naam verdachte] aan haar houding en stem herkent. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij inderdaad degene is die in het filmfragment is te zien en te horen.
Op 14 oktober 2020 heeft de verdachte het kamp ontvlucht en met behulp van een smokkelaar/financier is zij vervolgens naar Ankara (Turkije) gereisd waar zij zich op 16 oktober 2020 bij de Nederlandse ambassade heeft gemeld.
4.3.
Betrouwbaarheid verklaringen
De getuige [persoon D] heeft - kort gezegd - verklaard dat zij, ongeveer twee maanden nadat de verdachte en [persoon B] naar Syrië waren vertrokken, via Facebook een bericht van de verdachte heeft ontvangen dat zij ook naar Syrië moest komen, omdat het een plicht was voor iedere moslim. Ook heeft zij verklaard dat [persoon B] heel graag terug wilde naar Nederland, maar dat de verdachte dit niet toe liet, omdat het haar plicht was daar te blijven en er te zijn voor haar broer.
De getuige [persoon C] heeft - kort gezegd - verklaard dat de verdachte en haar zusje [persoon B] vóór hun vertrek samen filmpjes keken over Syrië en dat [persoon B] opeens een hoofddoek ging dragen nadat zij met de verdachte omging. De verdachte heeft [persoon B] beïnvloed en haar gekoppeld aan haar broer [persoon A] die in januari/februari 2014 naar Syrië was vertrokken. Zij weet via haar broer dat de verdachte een rol heeft gehad bij het bij elkaar brengen van [persoon A] en [persoon B] . [persoon B] kende [persoon A] namelijk niet. Hun enige gezamenlijke contact was de verdachte. De verdachte heeft ook het vertrek van [persoon A] naar Syrië gefinancierd. De verdachte heeft [persoon B] in april 2014 meegenomen naar Syrië. Toen [persoon B] in Turkije twijfelde aan de uitreis, heeft de verdachte haar gedwongen in het huis te blijven en kon haar broer haar in Turkije niet ophalen om terug te keren. Later mocht [persoon B] van de verdachte de Islamitische Staat niet verlaten. Zij ging heel dwingend met [persoon B] om en dreigde haar bij IS aan te geven als zij IS zou verlaten.
De verdachte maakte gebruik van de Facebook naam “ [Facebook naam] ” (de rechtbank begrijpt: [vertaling Facebook naam] ) met haar familie, maar veranderde haar alias vaak zodat zij niet makkelijk werd gevonden of herkend. [persoon B] heeft haar verteld dat de verdachte tegen haar in het kamp heeft gezegd dat zij niet terug zou gaan naar Nederland, omdat zij niet wilde samenwerken met kefirs (ongelovigen). De ouders van de verdachte hadden haar dat ook verteld. Zij gaven aan dat zij hun dochter niet konden overhalen om terug naar Nederland te komen.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van deze getuigen geloofwaardig zijn, en dus bruikbaar voor het bewijs. Hetzelfde geldt voor de twee geluidsbestanden waarvan [persoon C] heeft erkend dat deze zijn gemaakt nadat de verdachte in Nederland was teruggekeerd en dat zij boos is op de verdachte, omdat zij haar zusje [persoon B] heeft gedwongen mee te gaan naar Syrië om haar tot echtgenote van haar broer te maken.
Voor de geloofwaardigheid van deze getuigenverklaringen en de twee geluidsbestanden is mede redengevend dat deze worden ondersteund door de mededelingen van de vader van de verdachte tegenover de wijkagent.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat haar vader tegenover de wijkagent nimmer belastend over haar heeft verklaard. Zo zou haar vader niet hebben gezegd dat de verdachte nooit naar Nederland zal en wil terugkeren en “of overwinnen of sterven!!”.
Bij twijfel over de juistheid van de bevindingen van de wijkagent en de journalen waarin die bevindingen zijn neergelegd, had het op de weg van de verdachte gelegen om haar vader en de wijkagent als getuigen op te roepen en hierover te bevragen. Dat heeft zij niet gedaan en dit dient voor haar risico te blijven.
Ook wordt de (gedetailleerde) verklaring van [persoon C] dat de verdachte vóór haar uitreis filmpjes keek over Syrië, ondersteund door de verklaring van de ex-echtgenoot van de verdachte dat zij vooral op YouTube ISIS propaganda video’s bekeek, dat zij dacht dat ISIS goed bezig was en dat zij hem probeerde mee te krijgen.
Dat de verklaring van [persoon C] betrouwbaar is, volgt eveneens uit het feit dat haar verklaring over de Facebook naam van de verdachte wordt ondersteund door het in het strijdgebied veiliggestelde van IS afkomstige document waarop een persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam verdachte] ’ voorkomt, die kon worden geïdentificeerd als de verdachte. Voorts overweegt de rechtbank in dit verband dat een ander element uit de verklaring van [persoon C] , namelijk dat de verdachte personen in Nederland probeerde over te halen om naar Syrië te komen, ondersteund wordt door de verklaring van [persoon D] . En waar de dominantie in de persoonlijkheid van de verdachte als “heel dwingend” door [persoon C] wordt verwoord, is de rechtbank dit bij het optreden van de verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting (eveneens) niet ontgaan.
Ten slotte heeft ook de getuige [persoon F] verklaard dat de verdachte een voorstander is van IS en dat het haar verbaast dat de verdachte weer in Nederland is.
Naar het oordeel van de rechtbank is juist de verklaring van de verdachte dat zij uitsluitend naar Syrië is gereisd om haar broer [persoon A] over te halen terug te keren naar Nederland volstrekt ongeloofwaardig. Zo heeft zij ter terechtzitting verklaard dat zij tijdens haar jarenlange verblijf in Syrië niets heeft gemerkt van de aanwezigheid van IS. Ook verklaarde zij nooit te hebben geweten dat haar broer [persoon A] een strijder was voor IS, omdat hij naar Irak was gegaan en zij in Syrië was achter gebleven. Echter, uit vorenstaande feiten blijkt dat [persoon A] reeds vanaf 6 februari 2014 een (zelfmoord)strijder was voor IS en dat de verdachte in ieder geval in april 2016 samen met [persoon A] en [persoon B] in de buurt van Mosul (Irak) verbleef. In augustus 2016 is [persoon A] naar Al-Tabqah (Syrië) verplaatst waar ook de verdachte en haar (eerste) man verbleven. Ook zou zij volgens haar vader in het bezit zijn van een soort portofoon waarmee zij contact kon maken met [persoon A] . De verklaring van de verdachte dat zij gedurende haar jarenlange verblijf in het kalifaat nooit heeft geweten dat haar broer een IS strijder was, terwijl zij ook steeds in door IS gecontroleerde gebieden - waaronder Raqqa (de hoofdstad van het kalifaat) - heeft gewoond, wordt als volstrekt ongeloofwaardig terzijde gesteld. Dit geldt ook voor haar verklaring dat [persoon B] geheel op eigen initiatief samen met haar naar Syrië is uitgereisd, dat zij [persoon B] niet heeft verboden terug te keren naar Nederland en dat zij niet eerder naar Nederland is teruggekeerd, omdat zij [persoon A] en zijn twee kinderen (en na het overlijden van [persoon A] : alleen zijn twee kinderen) niet in Syrië wilde achterlaten. Immers, de verdachte is wél met achterlating van de twee kinderen van [persoon A] teruggekeerd.
4.4.
Beoordeling feit 1; (medeplegen van) deelneming aan een terroristische organisatie
Islamitische Staat (IS), voorheen Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) genoemd, wordt internationaal aangemerkt als een (verboden) terroristische organisatie. [1] Deelname aan IS moet dan ook worden beschouwd als deelname aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a Sr.
Juridisch kader
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [2]
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten
en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. [3]
Het is voldoende dat een betrokkene in zijn algemeenheid - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft op de door de terroristische organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven is niet vereist. [4] Evenmin is vereist dat een betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden van de organisatie zijn respectievelijk worden gepleegd.
Conclusie
Op grond van hetgeen onder 4.2. en 4.3. is overwogen - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte, in de periode vanaf haar aankomst in Syrië tot haar melding bij de Nederlandse ambassade in Ankara, lid is geweest van en (daarmee) deelnemer aan de terroristische organisatie IS die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Van louter burgerschap in het kalifaat van IS, zoals door de raadsman bepleit, is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden geen sprake. Immers, de naam van de verdachte is aangetroffen op een uit het strijdgebied van IS(IS) afkomstig document. Daarnaast ontvingen de verdachte en haar (eerste) echtgenoot in Syrië kennelijk - al dan niet na betaling - luxe goederen, afkomstig van IS, zoals een auto en een koelkast. [5]
De rechtbank betrekt in haar overtuiging tevens het hiervoor genoemde videofragment uit het televisieprogramma ‘De Wereld Draait Door’ van 26 maart 2019, waarin de verdachte op de vraag of zij nog steeds in Islamitische Staat in het kalifaat gelooft, antwoordt:
“Of course, how I don’t believe in it.” [6] .Ook de woorden “
of overwinnen of sterven” die zij tegen haar vader heeft uitgesproken, duiden erop dat zij zich bewust was van de strijd die in Syrië werd gevoerd en zich hierachter had geschaard.
Daarnaast ziet de rechtbank als sterke aanwijzing voor het lidmaatschap van IS dat de verdachte - samen met haar achtereenvolgende vier echtgenoten - ongeveer vijf jaar in verschillende door IS gecontroleerde gebieden heeft verbleven totdat het laatste IS-bolwerk instortte. Het is onaannemelijk dat de verdachte in de tussenliggende periode niet heeft kunnen vluchten. Ook had zij zich aan bijvoorbeeld de Koerdische strijdkrachten kunnen overgeven. Dat heeft zij niet gedaan. De verdachte is dus uit vrije wil tot aan de val van het kalifaat in maart 2019 gebleven.
Het door de verdediging gevoerde verweer wordt verworpen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gehandeld. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde medeplegen.
4.5.
Beoordeling feit 2; (medeplegen van) voorbereiding en/of bevordering van terroristische misdrijven
Juridisch kader
Volgens de Hoge Raad is om tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, de in artikel 96 lid 2 Sr bedoelde voorbereiding of bevordering van de in artikel 289a Sr omschreven misdrijven te komen, voldoende indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijven naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat gelet op de wetsgeschiedenis de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96 lid 2 Sr.
Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in artikel 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan artikel 96 lid 2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht. [7]
Conclusie
De verdachte - die het radicaal extremistisch gedachtegoed aanhangt (onderdeel A) - heeft willens en wetens haar schoonzus [persoon B] gerekruteerd door haar te bewegen om samen met haar (de verdachte) via Turkije uit te reizen naar door IS gecontroleerd gebied in Syrië en haar belet om naar Nederland terug te keren (onderdeel B). Daardoor heeft de verdachte haar broer, die zich reeds in het strijdgebied bevond, een echtgenote bezorgd en hem aldus gefaciliteerd en ondersteund in zijn rol als IS-strijder. Ook heeft ze hem gestimuleerd om te strijden (onderdeel C). Ten slotte heeft de verdachte vanuit door IS gecontroleerd gebied in Syrië eenmaal via Facebook een jonge vrouw ( [persoon D] ) benaderd dat zij daar naartoe moest komen, omdat het een plicht is voor iedere moslim. Daardoor heeft de verdachte een bijdrage geleverd om de terroristische organisatie IS draaiende te houden (onderdeel E).
De handelingen onder A, B, C en E kunnen derhalve bewezen worden en het door de verdediging gevoerde verweer wordt dus verworpen.
De verdachte heeft deze handelingen verricht ter verwezenlijking van het oogmerk van IS; namelijk het stichten van een streng islamitische staat op het grondgebied van Syrië, waar een radicale versie van de sharia aan de burgerbevolking werd opgelegd. Dit ging gepaard met gruwelijke misdaden met het doel de bevolking ernstige vrees aan te jagen.
In dit verband hecht de rechtbank eraan te wijzen op een - uit openbare bronnen kenbare -publicatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) getiteld ‘Leven bij ISIS, de mythe ontrafeld’ uit januari 2016, waarin onder andere het volgende wordt vermeld:
“Vrouwen bij ISIS
(…) Net als voor de meeste andere jihadistische groeperingen, is voor ISIS de rol van de vrouw nadrukkelijk anders dan die van de man. Toch wordt van vrouwen in ISIS-gebied verwacht dat zij zich actief voor de groepering inzetten. Primair draait het hierbij om zo snel en zoveel mogelijk kinderen te krijgen. (…)
In de tweede plaats vormt het rekruteren van andere vrouwelijke uitreizigers, vaak familie of vriendinnen, een cruciaal onderdeel van het leven van een vrouw in ISIS-gebied. (…) Wat alle vrouwen gemeen hebben, is dat ze een bijdrage leveren om de terroristische organisatie ISIS draaiende te houden.”
Ook in een in juni 2016 gepubliceerde studie, naar de connectiviteit van vrouwen in extremistische netwerken, wordt geconcludeerd dat vrouwen van de Islamitische Staat niet slechts als bruiden moeten worden gezien, maar on- en offline een cruciale rol spelen bij het voortbestaan van de organisatie. Zo spelen zij een belangrijke rol in het werven van nieuwe rekruten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gehandeld. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde medeplegen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 1 april 2014 tot en met 3 november 2020
in Syrië en/of Irak en/of Nederland
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten
Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and al-Sham (ISIS)
en/of Islamic State of Iraq and the Levant (ISIL), welke
organisatie tot oogmerk had en/of heeft het plegen van
terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in de periode van 1 april 2014 tot en met 3 november 2020 in Nederland en/of Syrië en/of Irak
telkens met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de te plegen misdrijven:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf
enaan anderen heeft verschaft immers heeft zij, verdachte
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), eigen gemaakt en
B. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar een, door een terroristische organisatie (zoals IS(IS/IL), gecontroleerd gebied en (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en
C. heeft zij, verdachte, haar broer [persoon A] gefaciliteerd/ondersteund in zijn rol als IS-strijder en
E. in Syrië en/of Irak bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS(IS/IL), .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven;
Ten aanzien van feit 2:
met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en een ander opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte is ongeveer vijf jaar lid geweest van de terroristische organisatie IS. Zij heeft zich hierbij bezig gehouden met de voorbereiding en/of bevordering van terroristische misdrijven.
De verdachte is op 19 april 2014, nadat zij in korte tijd was geradicaliseerd, samen met [persoon B] uitgereisd naar Syrië. Daar heeft zij zich gevoegd bij haar broer, die begin 2014 reeds was uitgereisd en die een (zelfmoord)strijder voor IS was. De verdachte heeft [persoon B] vóór hun uitreis via Skype in contact gebracht met haar broer en haar gedwongen mee te gaan naar Syrië om haar broer van een echtgenote te voorzien die hem kon verzorgen. Vervolgens heeft de verdachte [persoon B] verhinderd naar Nederland terug te keren. Ook heeft de verdachte vanuit Syrië via Facebook geprobeerd een andere jonge vrouw over te halen om naar Syrië te komen. Gedurende haar verblijf in Syrië en Irak heeft zij altijd in door IS gecontroleerde gebieden verbleven. De verdachte heeft pas pogingen ondernomen om Syrië te verlaten nadat IS daar geen grondgebied meer in handen had.
Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven.
Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. De verdachte is aan dit alles geheel voorbij gegaan en heeft geen oog gehad voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied treft.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het door Reclassering Nederland over de verdachte opgemaakte rapport, gedateerd 4 augustus 2021. Anders dan de reclassering, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat de verdachte afstand heeft genomen van een ideologie waarin geweld wordt gerechtvaardigd. Mede daarom neemt de rechtbank het strafadvies van de reclassering niet over.
Straf
De verdediging heeft verzocht om - in geval van een veroordeling - geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest en in kamp Al-Hawl (ruim 18 maanden), onder - naar eigen zeggen - erbarmelijke omstandigheden, heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding, omdat vanwege de grote dreiging die uitgaat van terroristische organisaties, de deelneming daaraan wordt bedreigd met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bovendien heeft de verdachte er zelf voor gekozen niet eerder naar Nederland terug te keren en is zij uiteindelijk met behulp van een uit Nederland afkomstige financier teruggekeerd.
Bij de vaststelling van de duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd, waarbij de pleegperiode en de rol van de verdachte binnen de terroristische organisatie van belang zijn.
Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank mee dat de verdachte ongeveer 5 jaar in door IS beheerst en gecontroleerd gebied in Syrië is gebleven en vervolgens circa 1,5 jaar in een (vluchtelingen) kamp. Zij is pas teruggekeerd nadat duidelijk werd dat IS was gevallen. Niet blijkt dat zij afstand heeft genomen van het gedachtengoed van IS of verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank geen reden af te wijken van de eis van de officier van justitie en is een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank zal tevens de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om de verdachte in aansluiting op de gevangenisstraf onder toezicht te stellen indien dit op dat moment nog noodzakelijk wordt geacht. Oplegging van deze maatregel is nodig ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan nu de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraffen van vier jaren of meer zijn gesteld. Een daartoe strekkend positief reclasseringsadvies is niet vereist. [8]

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38z, 57, 96, 140a, 157, 176a, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2021.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2014 tot en met 3
november 2020
in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een of meer terroristische organisatie(s), te weten
Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and al-Sham (ISIS)
en/of Islamic State of Iraq and the Levant (ISIL), althans een aan voornoemde
organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een)
organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke
organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van
terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood
ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te)
begaan met een terroristisch oogmerk en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of
96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens
en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
(art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2014 tot en met
3 november 2020
in één of meer plaats(en) in Nederland en/of Syrië en/of Irak en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, telkens
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
(meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep(en), althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door een terroristische organisatie (zoals IS(IS/IL), althans een hieraan gelieerde strijdgroep) gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en/of
C. zich gevoegd bij een of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL)-strijders en/of is zij, verdachte, meermalen, althans eenmaal (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan met (een) IS(IS/IL)-strijder en/of een persoon die op een andere wijze deelnam aan IS(IS/IL) en/of heeft zij, verdachte, haar broer [persoon A] gefaciliteerd/ondersteund in zijn rol als IS-strijder en/of
D. in Syrië en/of Irak les gegeven aan kinderen en/of vrouwen over (de ideologie van) IS (IS/IL) en/of
E. in Syrië en/of Irak deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie(s) IS (IS/IL), althans (een) aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat;
(art. 96 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Kennisdocument “Van opstand naar Jihad”, afkomstig van de Dienst Landelijke Recherche d.d. 18 januari 2018, p. 248.
2.Zie Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998, 225.
3.Zie Hoge Raad 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5161.
4.Zie Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3565.
5.De vader van de verdachte heeft verklaard dat dit was op 26 december 2015, dus circa 1,5 jaar na het uitroepen van het kalifaat door IS.
6.Vertaling: “Natuurlijk, hoe zou ik daar niet in kunnen geloven?”.
7.Vgl. Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416.
8.Memorie van Antwoord. Kamerstukken 1 2015/2016 33 816 nr 1 p. 32.