5.2.Beoordeling bewijsverweren
Witwassen geldbedrag van € 248.915,-
Op basis van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. Op 30 juli 2020 hebben doorzoekingen plaatsgevonden in de [plaats delict 1] en in een woning aan de [plaats delict 2] in Amsterdam (hierna ook: de [plaats delict 2] ). Het betroffen qua locatie, grootte en indeling vrijwel identieke woningen, waarin op dezelfde plaats in de hal een verborgen ruimte was ingebouwd. Bij de doorzoekingen zijn onder andere wapens, drugs, (PGP)telefoons, geldtelmachines en lege rugtassen gevonden. In de verborgen ruimte in de [plaats delict 1] is de tas met daarin het in de tenlastelegging bedoelde geldbedrag van € 248.915,- aangetroffen en in die in de [plaats delict 2] een geldtelmachine. Op de knoppen van deze machine is DNA van de verdachte gevonden. Verder is zijn DNA aangetroffen op de hengsels van de tas waarin het genoemde geldbedrag was verpakt.
De verdachte heeft verklaard dat hij beheerder was van beide woningen, dat hij beschikte over de sleutels daarvan en dat hij wist van het bestaan van de verborgen ruimtes, maar dat hij daartoe geen toegang had. Over de aanwezigheid van zijn DNA-sporen op de hengsels van de tas heeft de verdachte gezegd dat hij een enkele keer een tas heeft gedragen wanneer daarom werd gevraagd.
De verdachte is pas op de zitting, nadat hij was geconfronteerd met de forensische onderzoeksresultaten, met deze verklaring gekomen. Hij heeft deze verklaring bovendien op geen enkele manier concreet gemaakt, zodat deze niet kan worden geverifieerd. De rechtbank zal deze verklaring dan ook niet meenemen in haar beoordeling.
Gelet op de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de hengsels van de tas met geld in samenhang met de verklaring van de verdachte dat hij beheerder was van de [plaats delict 1] en wist van het bestaan van de verborgen ruimte die zich daar bevond, is de rechtbank van oordeel dat hij toegang had tot die verborgen ruimte en dat hij degene is geweest die de tas met geld in de verborgen ruimte in de [plaats delict 1] heeft geplaatst. Hierbij wordt tevens meegewogen dat op een geldtelmachine in de verborgen ruimte in de [plaats delict 2] , waarvan de verdachte ook het bestaan kende, ook DNA van de verdachte is aangetroffen.
Het bovenstaande betekent dat de verdachte het geldbedrag van € 248.915,- voorhanden heeft gehad en heeft verborgen. Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen. Tevens kan worden bewezen dat de verdachte wist dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was. Dit wordt afgeleid uit zijn eigen verklaring dat het beheer van de woningen verband hield met criminele activiteiten, uit de wijze waarop het geld werd verborgen in de woning en uit het feit dat het om een zeer grote som geld ging.
Witwassen contante stortingen van € 119.320,- en € 4.740,-
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende. Het in de tenlastelegging bedoelde geldbedrag van (in totaal) € 119.320,- is in de periode van 14 april 2015 tot en met 30 juli 2020 door middel van contante stortingen bijgeschreven op drie bankrekeningen waarover de verdachte destijds beschikte. Dit geld is onder andere gebruikt voor de betaling van de huur van de [plaats delict 2] . Het in de tenlastelegging bedoelde geldbedrag van € 4.740,- heeft de verdachte in 2017 contant gestort op een GWK Travelex Cash Passport.
Aan de verdachte wordt het (gewoonte)witwassen van deze geldbedragen verweten. Voor een bewezenverklaring van het voor witwassen geldende bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" is vereist dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft. Indien het openbaar ministerie feiten en omstandigheden aandraagt die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Geeft de verdachte een dergelijke verklaring niet dan zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Uit de stukken blijkt dat er navraag is gedaan bij de infobox voor Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) met betrekking tot de financiële gegevens van de verdachte. Daaruit is naar voren gekomen dat zijn inkomsten in de periode van 2015 tot en met 2019 in totaal € 48.500,- bedroegen. Ook blijkt daaruit dat over deze periode geen gegevens bekend zijn met betrekking tot erfbelasting of schenkbelasting en dat het saldo van de bankrekeningen van de verdachte niet hoger was dan € 831,-.
Gelet op de omvang van de geldbedragen (€ 119.320,- en € 4.740,-), het feit dat de verdachte deze bedragen (vrijwel uitsluitend) door middel van contante stortingen op zijn bankrekeningen heeft gezet, deze contante geldstroom niet uit zijn legale inkomsten kan worden verklaard en voorts een groot deel van het geld is gebruikt om de huur te betalen voor van een woning die werd gebruikt voor criminele activiteiten, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft op de zitting over de herkomst van het geld verklaard dat hij beschikte over een groot bedrag aan contant spaargeld, dat hij tussen 2008 en 2013 heeft opgebouwd. Ook zou hij een deel van het geld tussen 2014 en 2020 zwart hebben verdiend.
De rechtbank stelt vast dat deze verklaring van de verdachte wel concreet is, maar niet verifieerbaar. De verdachte heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat hij beschikte over spaargeld, laat staan hoeveel dat is geweest. Uit voornoemde iCOV-gegevens blijkt ook niet dat de verdachte tussen 2015 en 2020 enig spaargeld had. De verklaring van de verdachte dat hij het geld contant opnam van zijn bankrekening en vervolgens jarenlang thuis heeft bewaard is evenmin onderbouwd.
Gezien het bovenstaande is geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Dat betekent dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van die geldbedragen. Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
Witwassen geldbedragen van € 1.550,- en € 5.475,-
Het ten laste gelegde witwassen van de geldbedragen van € 5.475,- en € 1.550,- is door de verdachte bekend. Dit geld was afkomstig uit de [plaats delict 1] en is door de verdachte respectievelijk meegenomen voor eigen gebruik en om, na contante storting op een bankrekening van een derde, de huur voor deze woning mee te betalen. De verdachte wist dat dit geld geen legale herkomst had. Bewezen is daarom dat de verdachte deze bedragen heeft witgewassen.
Witwassen Volkswagen Touran
De verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen van deze auto. De verdachte heeft verklaard dat hij de Volkswagen Touran samen met zijn zwager in juli 2019 heeft aangeschaft voor € 20.000,-, waarbij hij zijn deel van de aankoopprijs grotendeels heeft gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van zijn vorige auto met kenteken [kentekennummer 1] . Dit is een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, zodat het openbaar ministerie daar nader onderzoek naar had kunnen verrichten. Omdat een dergelijk onderzoek achterwege is gebleken, kan niet worden geoordeeld dat de Volkswagen Touran uit enig misdrijf afkomstig is.
Gewoontewitwassen
Gelet de omvang van de verschillende bedragen die de verdachte op verschillende momenten heeft witgewassen en de periode gedurende welke hij zich daarmee heeft bezig gehouden, wordt bewezen geacht dat de verdachte, zoals is tenlastegelegd, een gewoonte heeft gemaakt van dat witwassen.
Medeplegen
Niet voldoende kan worden vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan in nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Hij zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.