ECLI:NL:RBROT:2021:11762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
ROT 20/3228
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek op grond van de AVG en de verwerking van persoonsgegevens door de Kamer van Koophandel

In deze zaak heeft eiser een inzageverzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij de Kamer van Koophandel. Het verzoek betreft de verwerking van zijn persoonsgegevens, waaronder zijn telefoonnummer. De Kamer van Koophandel heeft op 8 november 2018 een primair besluit genomen waarin gedeeltelijk aan het inzageverzoek is voldaan. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 11 februari 2019. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 24 november 2021 uitspraak heeft gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Kamer van Koophandel aan de verplichtingen uit de AVG heeft voldaan door eiser inzage te geven in de verwerking van zijn persoonsgegevens. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer gegevens zijn dan die reeds zijn verstrekt. De rechtbank overweegt dat het telefoonnummer van eiser, dat hij zelf heeft opgegeven als behorend bij zijn onderneming, onder de uitzondering van artikel 47 van de Uitvoeringswet AVG valt. De rechtbank concludeert dat de Kamer van Koophandel op juiste wijze heeft gehandeld en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3228

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser,

en

de Kamer van Koophandel, verweerder,

gemachtigde: mr. E. Eijberts.

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het inzageverzoek van eiser en aan eiser een overzicht verstrekt van de verwerking van zijn persoonsgegevens binnen de klantsystemen van verweerder.
Bij besluit van 11 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College).
Bij uitspraak van 21 april 2020 heeft het College zich onbevoegd verklaard en het beroep doorgestuurd aan de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. P. Witteveen.

Overwegingen

1.1.
Op 10 oktober 2018 heeft eiser op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verzocht om inzage in de verwerking door verweerder van zijn persoonsgegevens. Daarnaast heeft eiser verweerder verzocht zijn telefoonnummer en
e-mailadres per direct onzichtbaar te maken en niet langer aan derden te verstrekken. Verweerder heeft het verzoek van eiser opgevat als een verzoek op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679; de AVG), omdat per 25 mei 2018 de AVG in werking is getreden en de Wbp is ingetrokken. Eiser heeft op 13 november 2018 onder verwijzing naar de AVG een tweede verzoek om inzage gedaan, maar heeft aangegeven dat dit niet als een apart verzoek hoeft te worden behandeld.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiser deels toegewezen en hem inzage verleend in de verwerking van zijn persoonsgegevens in de klantsystemen van verweerder. Ten aanzien van de persoonsgegevens van eiser die zijn opgenomen in het handelsregister van verweerder heeft verweerder het inzageverzoek afgewezen op grond van artikel 47 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG).
1.3.
In bezwaar heeft eiser betoogd dat verweerder integraal aan zijn verzoek had moeten voldoen. Ook heeft eiser aangevoerd dat zijn telefoonnummer een privé nummer is en dat dit niet onder de uitzondering van artikel 47 UAVG valt. Bij de hoorzitting in bezwaar heeft eiser aangegeven inzage te willen in de ontvangers aan wie zijn telefoonnummer is verstrekt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft geconcludeerd dat het inzagerecht van artikel 15 van de AVG op grond van artikel 47 UAVG niet van toepassing is op het handelsregister, maar dat het desalniettemin mogelijk is om tot 30 keer per jaar de eigen gegevens gratis in te zien via de handelsregister applicatie. Ten aanzien van het telefoonnummer van eiser heeft verweerder aangegeven dat eiser dit heeft opgegeven als behorend bij zijn onderneming en dat op grond van artikel 35, onder 1, van het Handelsregisterbesluit het telefoonnummer dat bij de onderneming hoort in het handelsregister wordt opgenomen. Verweerder heeft aangegeven dat het telefoonnummer is verwijderd na een melding van eiser van 31 oktober 2018 dat dit niet langer het juiste nummer is. Onverplicht en uit coulance heeft verweerder eiser bij het bestreden besluit alsnog nader geïnformeerd over de persoonsgegevens van eiser die worden verwerkt in het handelsregister en aangegeven welke van die gegevens worden verstrekt aan welke categorieën van ontvangers. Tot slot heeft verweerder aangegeven geen inzage te verschaffen in derden die het handelsregister raadplegen en de identiteit van deze derden ook niet bij te houden.
3. In beroep voert eiser aan dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn inzageverzoek nu slechts een summier uittreksel uit de klantsystemen van verweerder is verstrekt. Eiser betoogt dat de verstrekte gegevens niet volledig zijn en dat verweerder welbewust gegevens achterhoudt. Hij verzoekt een getuige op te roepen die kan verklaren dat verweerder voornemens was meer gegevens te verstrekken. Daarnaast betoogt eiser dat uit het feit dat zijn telefoonnummer niet is opgenomen in het bij het primaire besluit verstrekte overzicht al volgt dat dit overzicht te summier is. Ook handhaaft eiser zijn betoog dat zijn telefoonnummer niet onder de uitzondering van artikel 47 van de UAVG valt omdat het geen onderdeel uitmaakt van de onderneming van eiser. Verweerder moet dan ook volledige inzage verstrekken in de ontvangers aan wie dit nummer door verweerder is verstrekt, ook als dit via het handelsregister zou zijn gedaan. Ter zitting heeft eiser zijn verzoek om een getuige op te roepen die kan verklaren dat het bestreden besluit een onjuiste weergave geeft van hetgeen is besproken tijdens de hoorzitting ingetrokken.
4.1.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de AVG heeft een betrokkene het recht op inzage in over hem verwerkte persoonsgegevens en (onder meer) de verwerkingsdoeleinden, de betrokken categorieën van persoonsgegevens en de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt.
Artikel 15 AVG heeft tot doel de betrokkene in staat te stellen kennis te nemen van de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld en te controleren of die gegevens juist zijn en rechtmatig zijn verwerkt (zie overweging 63 van de AVG).
4.2.
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de UAVG is artikel 15 niet van toepassing op bij de wet ingestelde openbare registers, indien bij of krachtens die wet een bijzondere procedure voor de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van gegevens is geregeld.
4.3.
Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Handelsregisterwet kunnen de gegevens die bij of krachtens deze wet zijn opgenomen in het handelsregister door een ieder worden ingezien.
4.4.
Op grond van artikel 35, onder a, van het Handelsregisterbesluit wordt in het handelsregister over een vestiging onder meer het telefoonnummer opgenomen.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het primaire besluit inzage heeft verschaft in de verwerking van de persoonsgegevens van eiser in de klantsystemen van verweerder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee aan eiser de informatie heeft verstrekt waarop hij op grond van de AVG recht heeft. Dat wil zeggen dat hij eiser een kopie heeft verschaft van de persoonsgegevens die van hem worden verwerkt op een wijze waarmee aan het doel van artikel 15 van de AVG wordt voldaan. Het doel van deze bepaling is dat een betrokkene zich van de verwerking van persoonsgegevens op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2559). In aanvulling daarop heeft verweerder bij het bestreden besluit uit coulance inzage verschaft in de persoonsgegevens van verweerder die in het handelsregister worden verwerkt en in de categorieën van ontvangers van die gegevens.
5.2.
Zoals eveneens volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 5 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:352), dient degene die stelt dat er méér persoonsgegevens moeten zijn, nadat het bestuursorgaan onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk te maken dat er wel meer persoonsgegevens dienen te zijn. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder niet geloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn.
5.3.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer persoonsgegevens dienen te zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit het ontbreken van het telefoonnummer van eiser in het door verweerder bij het primaire besluit verstrekte overzicht niet volgt dat er meer persoonsgegevens dienen te zijn. Verweerder heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat dit telefoonnummer uitsluitend werd verwerkt in het handelsregister en niet in de klantsystemen van verweerder en dat dit de reden is waarom de verwerking van dit nummer niet is verstrekt bij het primaire besluit.
5.4.
Ook het betoog van eiser dat uit communicatie met medewerkers van verweerder blijkt dat persoonsgegevens zijn achtergehouden, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder inzichtelijk gemotiveerd dat de correspondentie waarnaar eiser verwijst berust op de veronderstelling van verweerder dat eiser de al verstrekte persoonsgegevens ook in een andere vorm wenste te ontvangen. Ter zitting is door de gemachtigde van verweerder toegelicht dat met het verstrekken bij het primaire besluit van een overzicht van de persoonsgegevens die worden verwerkt in de klantsystemen is voldaan aan het inzageverzoek, maar dat een medewerker uit coulance aan eiser heeft aangeboden om kopieën te verstrekken vanuit de klantsystemen in de vorm van schermafbeeldingen die inzichtelijk maken hoe de gegevens in de systemen staan. Met het aanbod om kopieën van de klantsystemen toe te sturen was dus weliswaar sprake van een voornemen om extra stukken toe te sturen, maar niet van een voornemen om aanvullende persoonsgegevens toe te sturen. Het ging immers om gegevens die bij het primaire besluit al waren verstrekt op een wijze waarmee aan het hiervoor in 5.1. aangehaalde doel van artikel 15 van de AVG wordt voldaan. Nu met deze toelichting door verweerder is beaamd wat de betreffende medewerker kan verklaren, namelijk dat zij had aangeboden meer stukken toe te sturen, kan van het horen van deze getuige worden afgezien.
5.5.
Verweerder heeft het telefoonnummer van eiser uit het handelsregister verwijderd nadat eiser op 31 oktober 2018 heeft aangegeven dat dit niet langer het nummer van de onderneming is. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het betoog van eiser dat zijn telefoonnummer niet onder artikel 47 van de UAVG valt omdat dit nummer privé is en niet behoort tot zijn onderneming niet slaagt. Uit de gedingstukken blijkt dat eiser dit telefoonnummer op 18 augustus 2012 zelf heeft opgegeven als behorend bij zijn onderneming. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Handelsregisterwet in samenhang met artikel 35, onder a, van het Handelsregisterbesluit wordt het telefoonnummer van de vestiging van een onderneming opgenomen in het handelsregister en kan dit telefoonnummer op grond van artikel 21, eerste lid, van de Handelsregisterwet door een ieder worden geraadpleegd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. J. de Gans, leden, in aanwezigheid van N.E.I. van Ballegooij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2021.
De griffier en de voorzitter zijn verhinderd te tekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.