ECLI:NL:RBROT:2021:12057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
9331656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens schending re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Warenhuis Rockanje B.V. en [verweerder]. De verzoekster, Warenhuis Rockanje, heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e BW, wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds zijn ziekmelding op 1 februari 2021 niet meer aanwezig is geweest en geen contact heeft opgenomen met Warenhuis Rockanje of de arbodienst. Ondanks herhaalde pogingen van Warenhuis Rockanje om contact te leggen, is [verweerder] volledig onbereikbaar gebleven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat dit gedrag in strijd is met de wettelijke re-integratieverplichtingen van [verweerder].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de oproeping voor de mondelinge behandeling op 24 november 2021 op de juiste wijze is verzonden naar het bekende adres van [verweerder] in Litouwen, en dat hij niet is verschenen. Hierdoor is verstek verleend. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er een redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat [verweerder] niet voldoet aan zijn verplichtingen en de werkgever niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 december 2021 en [verweerder] veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 1.306,04, dat betrekking heeft op een minsaldo aan vakantieuren. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de proceskosten van Warenhuis Rockanje.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9331656 VZ VERZ 21-11879
uitspraak: 30 november 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Warenhuis Rockanje B.V.,
gevestigd te Rockanje,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R. van der Stap te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder],
verweerder,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Warenhuis Rockanje” en “[verweerder]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift zijdens Warenhuis Rockanje ex artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub e, sub g dan wel sub i BW, ter griffie ontvangen op 9 juli 2021;
  • de brief van 15 juli 2021 zijdens Warenhuis Rockanje, met één aanvullende productie;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 september 2021;
1.2.
[verweerder] heeft, ondanks daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweerschrift ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling was aanvankelijk bepaald op 1 september 2021. Bij die zitting is [verweerder] niet verschenen. Gebleken is dat de aan [verweerder] gezonden oproeping voor die mondelinge behandeling is verzonden naar het adres [adres 1], op welk adres [verweerder] niet (langer) woonachtig was. Ter zitting heeft Warenhuis Rockanje een recent uittreksel uit de Basisregistratie personen (BRP) overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat er een bekend adres van [verweerder] in het buitenland is, te weten [adres 2]. Om die reden is een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling bepaald en is [verweerder] per aangetekende brief van 1 september 2021 opgeroepen voor de zitting. De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden op 24 november 2021. [verweerder] is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen. Namens Warenhuis Rockanje is verschenen haar gemachtigde mr. R. van der Stap. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.
1.4.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1.
[verweerder], geboren op 9 februari 1993, is op 6 juli 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij Warenhuis Rockanje in dienst getreden in de functie van Verkoper B. Deze arbeidsovereenkomst is per 5 februari 2021 verlengd tot en met 5 april 2022. Het laatstverdiende een loon bedraagt € 1.684,80 bruto per maand op basis van een full time dienstverband.
2.2.
[verweerder] heeft zich per 1 februari 2021 ziekgemeld. Na 11 februari 2021 heeft Warenhuis Rockanje geen contact meer kunnen krijgen met [verweerder]. Wel heeft zij per WhatsApp contact gehouden met de moeder van [verweerder], doch na 10 maart 2021 heeft Warenhuis Rockanje ook van haar niets meer vernomen.
2.3.
Warenhuis Rockanje heeft op 19 maart 2021 een brief aan [verweerder] gezonden met
- voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
“(…) Op 1 februari 2021 heeft u zich ziekgemeld. Halverwege februari hebben wij vernomen van uw ouders dat u in het ziekenhuis bent opgenomen. Op 10 maart 2021 hebben wij van uw ouders vernomen dat het beter met u gaat, maar dat u nog wel in het ziekenhuis verblijft. Vervolgens hebben wij diverse malen geprobeerd contact met u op te nemen, zowel telefonisch, via whatsapp, als via sms. Echter kregen wij geen contact. Tevens hebben we contact proberen op te nemen met uw ouders, ook zonder resultaat. Ook de arbodienst heeft zowel telefonisch, via mail als via whatsapp en sms geprobeerd contact met zowel uzelf als uw ouders op te nemen. Ook zonder resultaat.
Het bovenstaande is onacceptabel, onder meer omdat u hiermee in strijd handelt met het
ziekteverzuimreglement en artikel 7 van het Huishoudelijk Reglement. Wij zullen dan ook per direct een loonstop doorvoeren. (…)”
2.4.
Warenhuis Rockanje heeft op 27 maart 2021 wederom een brief aan [verweerder] gezonden, waarvan de inhoud - voor zover van belang - als volgt luidt:
“(…) Wij stellen u tot 31 maart 2021 in de gelegenheid contact op te nemen met de arbodienst voor het maken van een afspraak voor een spreekuur.
(…)
Mocht u onverhoopt hieraan geen gehoor geven dan zullen wij genoodzaakt zijn uw
loonbetaling op te schorten.
Mocht u vervolgens niet uiterlijk 5 april 2021 contact hebben opgenomen met de arbodienst
dan zullen wij de loonbetaling stopzetten. (…)”

3..Het geschil

3.1.
Het verzoek strekt er - kort gezegd - toe de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e BW, subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 onder g BW en meer subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 onder i BW. Warenhuis Rockanje verzoekt de ontbinding toe te wijzen zonder inachtneming van een opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding. Daarnaast verzoekt Warenhuis Rockanje [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.306,04.
3.2.
Aan haar verzoeken heeft Warenhuis Rockanje - verkort en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder], subsidiair van een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair van een combinatie van omstandigheden die zodanig is dat van Warenhuis Rockanje redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.3.Ter onderbouwing daarvan heeft Warenhuis Rockanje gesteld dat [verweerder] sinds zijn ziekmelding op 1 februari 2021 niet meer aanwezig is geweest en geen werkzaamheden meer heeft verricht voor Warenhuis Rockanje. [verweerder] heeft - ondanks verzoeken van Warenhuis Rockanje daartoe - na 11 februari 2021 geen enkel contact meer opgenomen met Warenhuis Rockanje of de arbodienst. Ook het aankondigen van een loonopschorting en loonstop en een waarschuwing dat de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd heeft niet tot enig contact met [verweerder] geleid. [verweerder] schendt hiermee de op hem rustende wettelijke re-integratieverplichtingen alsmede de verplichting om zich als goed werknemer te gedragen. De activiteiten van [verweerder] op social media en het feit dat het ziekenhuis - waar [verweerder] naar eigen zeggen geruime tijd opgenomen was - niet bekend is met [verweerder] hebben er bovendien toe geleid dat Warenhuis Rockanje geen vertrouwen meer heeft in [verweerder].
3.4.
[verweerder] heeft tijdens zijn dienstverband een minsaldo aan vakantieuren opgebouwd van 119 uur. Dat minsaldo komt voor rekening en risico van [verweerder]. Hij is dan ook gehouden tot terugbetaling van een bedrag van € 1.306,04 (119 uur x het uurloon van
€ 10,24 bruto, vermeerderd met 8% vakantietoeslag).
3.5.
[verweerder] heeft, ondanks daartoe voldoende in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 277 lid 1 Rv volgt dat de oproeping van verzoekers of van niet in de procedure verschenen belanghebbenden, die geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland hebben, maar wel een bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf hebben in een staat waar de Verordening van 13 november 2007 van de Raad voor de Europese Unie, nummer 1393/2007 (EU-Betekeningsverordening) van toepassing is, geschiedt door rechtstreekse verzending van de oproeping overeenkomstig artikel 14 van deze verordening
4.2.
Op 1 september 2021 heeft de griffier de oproeping voor de mondelinge behandeling van 24 november 2021 - tezamen met het verzoekschrift van Warenhuis Rockanje - overeenkomstig artikel 14 van de EU-Betekeningsverordening per aangetekende post gezonden naar het bekende adres van [verweerder] te Litouwen. Deze oproeping is niet retour gekomen. De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] behoorlijk is opgeroepen om in de procedure te verschijnen. Nu hij desalniettemin niet is verschenen zal de kantonrechter verstek verlenen tegen [verweerder].
4.3.
Beoordeeld moet worden of de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden ontbonden. In dat verband wordt vooropgesteld dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat - voor zover sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid van [verweerder] - dit voor de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden, gelet op artikel 7:671b lid 6, onderdeel a BW, niet in de weg staat aan ontbinding, omdat het verzoek van Warenhuis Rockanje geen verband houdt met de ziekte van [verweerder]. Het verzoek is immers gebaseerd op het verwijt dat [verweerder] niet voldoet aan de op hem rustende wettelijke re-integratieverplichtingen, sinds 1 februari 2021 niet meer is komen opdagen en in elk geval sinds 11 maart 2021 volledig onbereikbaar is voor Warenhuis Rockanje, ondanks de vele inspanningen van Warenhuis Rockanje om met [verweerder] in contact te treden. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld of [verweerder] ten tijde van het uitbrengen van het verzoekschrift daadwerkelijk arbeidsongeschikt was.
4.5.
Nu het verzoek om ontbinding primair is gegrond op artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW, het zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van - kort gezegd - zijn re-integratieverplichtingen en het volledig onbereikbaar zijn voor Warenhuis Rockanje, dient de werkgever, gelet op artikel 7:671b lid 5, onderdeel a BW, de werknemer schriftelijk te hebben aangemaand tot nakoming van zijn verplichtingen en een loonstop te hebben ingesteld. Dat heeft Warenhuis Rockanje in voldoende mate gedaan. Daarnaast dient de werkgever, gelet op artikel 7:671b lid 5, onderdeel b BW, een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW te overleggen. Het UWV heeft per brief van
13 juli 2021 te kennen gegeven geen deskundigenoordeel te kunnen geven, omdat er
- wegens de onbereikbaarheid van [verweerder] - geen wederhoor heeft kunnen plaatsvinden. Naar het oordeel van de kantonrechter kan onder deze omstandigheden in redelijkheid niet van Warenhuis Rockanje worden gevergd dat een verklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW wordt overgelegd, zodat het niet overleggen hiervan geen reden vormt om het verzoek af te wijzen.
4.6.
De door Warenhuis Rockanje naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leveren naar het oordeel van de kantonrechter een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Daarvoor is redengevend dat [verweerder] - ondanks daartoe door Warenhuis Rockanje diverse keren schriftelijk te zijn aangemaand en ondanks het doorvoeren van een loonstop - in het geheel niet heeft voldaan aan de op hem op grond van wet rustende re-integratieverplichtingen. Warenhuis Rockanje heeft, ondanks de vele inspanningen daartoe, sinds 11 maart 2021 geen contact meer kunnen krijgen met [verweerder]. [verweerder] heeft er voor gekozen ieder contact met Warenhuis Rockanje te mijden en is, gelet op de vermeldingen in de registers, kennelijk naar het buitenland vertrokken.
4.7.
Nu de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden op grond van de primair aangevoerde ontbindingsgrond (verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder]), behoeven de subsidiair en meer subsidiair aangevoerde ontbindingsgronden geen verdere bespreking meer.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat, gezien het feit dat de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt in verband met verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerder], herplaatsing niet in de rede ligt.
4.9.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat sprake is van zodanig ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder] dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 december 2021.
4.10.
Nu de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder], is Warenhuis Rockanje op grond van artikel 7:673 lid 7 onder c BW geen transitievergoeding aan [verweerder] verschuldigd.
4.11.
Warenhuis Rockanje heeft ten slotte verzocht [verweerder] te veroordelen tot terugbetaling van het opgebouwde minsaldo aan vakantieuren van 119 uur ten bedrage van € 1.306,04 bruto. Dit verzoek komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen.
4.12.
[verweerder] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Warenhuis Rockanje.

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 december 2021;
veroordeelt [verweerder] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Warenhuis Rockanje te betalen een bedrag van € 1.306,04 bruto, bestaande uit het opgebouwde minsaldo aan vakantieuren;
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Warenhuis Rockanje vastgesteld op € 126,00 aan griffierecht en € 561,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487