In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Warenhuis Rockanje B.V. en [verweerder]. De verzoekster, Warenhuis Rockanje, heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e BW, wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds zijn ziekmelding op 1 februari 2021 niet meer aanwezig is geweest en geen contact heeft opgenomen met Warenhuis Rockanje of de arbodienst. Ondanks herhaalde pogingen van Warenhuis Rockanje om contact te leggen, is [verweerder] volledig onbereikbaar gebleven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat dit gedrag in strijd is met de wettelijke re-integratieverplichtingen van [verweerder].
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de oproeping voor de mondelinge behandeling op 24 november 2021 op de juiste wijze is verzonden naar het bekende adres van [verweerder] in Litouwen, en dat hij niet is verschenen. Hierdoor is verstek verleend. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er een redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat [verweerder] niet voldoet aan zijn verplichtingen en de werkgever niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 december 2021 en [verweerder] veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 1.306,04, dat betrekking heeft op een minsaldo aan vakantieuren. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de proceskosten van Warenhuis Rockanje.