Op 20 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige. De zaak, geregistreerd onder parketnummer 10/750460-19, werd behandeld door een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. M. al Mansouri, had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden en een gevangenisstraf van zes maanden zou krijgen, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Tijdens de zitting werd het bewijs besproken, waarbij de verdachte verklaarde dat hij zich had laten aftrekken door de minderjarige. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen die de verdachte zou hebben verricht niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging. De beslissing werd genomen door mr. P. Putters als voorzitter en mrs. A. Hello en A.A. Kalk als rechters, in aanwezigheid van griffier D.J. Boogert. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op de datum die in de kop van het vonnis is vermeld.