Het (primaire) verzoek van [naam 1] strekt tot vernietiging van de erkenning van [naam kind 1] door [naam belanghebbende]. [naam 1] onderbouwt haar verzoek – samengevat – als volgt:
[naam 1] heeft geruime tijd een affectieve relatie gehad met [naam belanghebbende]. Tijdens die relatie was het hun bedoeling dat [naam 1] zwanger zou worden en dat zij een kind zouden krijgen. Er is een controletraject gevolgd om te zien of [naam 1] nog vruchtbaar was en er is in het ziekenhuis besproken dat zwanger worden zou kunnen met een bekende donor.
De relatie van [naam 1] en [naam belanghebbende] is vervolgens verbroken.
[naam 1] is vervolgens doorgegaan met een eigen traject, heeft een relatie gekregen met [naam 2] en is van hem zwanger geraakt. In de loop van de zwangerschap is haar relatie met [naam 2] ook geëindigd. Vervolgens is de relatie met [naam belanghebbende] hersteld en heeft [naam belanghebbende] kort na de geboorte het kind erkend.
[naam 1] was zich niet bewust van de gevolgen van erkenning van [naam kind 1] door [naam belanghebbende]; [naam belanghebbende] zou haar gezegd hebben dat dit alleen te maken had met de achternaam van [naam kind 1] en was de erkenning goed voor de stabiliteit van [naam kind 1]. [naam 1] heeft gedwaald ten aanzien van de gevolgen van de erkenning. [naam 1] stelt dat zij onder druk is gezet door [naam belanghebbende] om haar toestemming voor de erkenning te geven en [naam 2] niet in te lichten over de geboorte van [naam kind 1]. [naam 1] was op dat moment heel onzeker over de relatie met [naam belanghebbende] en wist niet dat erkenning door [naam belanghebbende] betekende dat [naam 2] [naam kind 1] niet meer zou kunnen erkennen. [naam 1] was op dat moment, kort na de geboorte van [naam kind 1], niet zichzelf; ze was onder invloed van hormonen. [naam 1] ging ervan uit dat de erkenning van belang was voor het geval er iets met haarzelf zou gebeuren. Ze dacht dat de erkenning alleen de familienaam betrof. [naam belanghebbende] gaf aan: anders ga ik er niet echt bij horen, het is maar een naam. [naam 1] is door dwaling, dwang en bedrog van de zijde van [naam belanghebbende] tot het geven van de toestemming tot erkenning bewogen.
[naam 1] acht het in het belang van [naam kind 1] dat de erkenning wordt vernietigd zodat [naam 2] als de biologische vader [naam kind 1] kan erkennen.
Drie maanden na de geboorte van [naam kind 1] is het contact tussen [naam 1] en [naam 2] hersteld en zij hebben nu een tweede kind, [naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2019. [naam 2] heeft [naam kind 2] inmiddels erkend. Hierdoor hebben [naam kind 1] en [naam kind 2] niet dezelfde achternaam en het gevaar bestaat dat [naam kind 1] zich door dit verschil in achternaam achtergesteld gaat voelen. Tussen [naam kind 1] en [naam 2] bestaat ‘family life’. Het is de bedoeling van [naam 1] en [naam 2] dat zij op enige termijn gaan samenwonen.
[naam 1] is van mening dat zij haar verzoek tijdig heeft gedaan, omdat zij haar verzoek heeft gedaan binnen een jaar nadat de invloed van dwaling, dwang en bedrog heeft opgehouden. De relatie van [naam 1] en [naam belanghebbende] heeft na de geboorte van [naam kind 1] nog maar kort geduurd, maar daarna is er nog wel veelvuldig contact geweest. Pas later is [naam 1] tot het inzicht gekomen dat de invloed van [naam belanghebbende] niet goed is geweest. [naam 1] heeft hulp ingeschakeld; haar huisarts en psychische hulp. Het kwartje viel bij [naam 1] na overleg met [naam 2] en toen [naam 2] zelf zijn verzoek deed tot vervangende toestemming voor erkenning van [naam kind 1]. Pas toen vroeg [naam 1] zich af: ‘Wat is er gebeurd? Ik heb mij laten gebruiken.’ Vervolgens heeft [naam 1] contact gehad met de advocaat van [naam 2] en heeft [naam 1] zelf een advocaat in de arm genomen en zelf haar verzoek ingediend.
[naam 1] is van mening dat het vasthouden aan de wettelijke termijn van een jaar voor het indienen van haar verzoek naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inbreuk vormt. Family life vereist dat de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleert boven een wettelijke termijn en rechtszekerheid. Het niet vernietigen van de erkennning van [naam kind 1] door [naam belanghebbende] heeft verstrekkende gevolgen. [naam 2] is immers de biologische vader van [naam kind 1]. Hij is in het leven van [naam kind 1] gekomen en [naam kind 1] weet dat [naam 2] haar vader is. [naam kind 1] heeft een band met haar vader opgebouwd. Daar komt bij dat [naam kind 1] een zusje heeft, die dezelfde ouders heeft. [naam kind 2] is wel erkend door [naam 2]. Het is juist schadelijk voor [naam kind 1] om te weten dat zij en haar zusje dezelfde ouders hebben, maar dat zij wel een andere achternaam heeft. Het is niet zo dat [naam 1] en [naam 2] geen rol zien voor [naam belanghebbende]; sterker nog: [naam kind 1] moet contact kunnen houden met [naam belanghebbende]. Het enige verschil is dat [naam belanghebbende] dan niet meer juridisch moeder is. Dat is wat anders dan de vraag of zij nog rol in leven van [naam kind 1] speelt. Wel of geen juridische moeder zijn speelt een rol voor volwassenen, maar zal voor [naam kind 1] geen gevolgen hebben.