4.1.Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. Voor de doorzoeking van de woning van de verdachte is een machtiging afgegeven, maar uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat er een rechter-commissaris, officier van justitie of een hulpofficier van justitie bij de doorzoeking aanwezig was. Het dossier vermeldt niet de dringende noodzaak waarom de komst van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht. Ook blijkt uit het dossier niet waarom de officier van justitie evenmin bij de doorzoeking aanwezig was. Door dit onherstelbare vormverzuim is er ernstig nadeel ontstaan voor de verdachte. Dit dient te worden gecompenseerd door al hetgeen bij de doorzoeking in beslag is genomen voor het bewijs uit te sluiten. Reden waarom de verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken.
Voor zover hierover anders wordt gedacht, is ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat alleen die hoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine bewezen kunnen worden verklaard die door het NFI als zodanig zijn getest. De drie geteste monsters zijn namelijk niet representatief voor alle verdovende middelen omdat deze op verschillende plekken en in verschillende verpakkingen, soorten en substanties zijn aangetroffen.
Voor feit 2 is vrijspraak bepleit. Het geld heeft de verdachte gedurende zijn leven verdiend in de horeca en contant gespaard en ten aanzien van de aanschaf van de auto blijkt uit de door de officier van justitie overgelegde stukken dat een deel contant is betaald, maar ook een deel giraal en dat er een andere auto is ingeruild.
Beoordeling
Vormverzuim voorbereidend onderzoek
De rechtbank is van oordeel dat het binnentreden van de woning niet onrechtmatig is geweest. Eenmaal in de woning troffen verbalisanten, zichtbaar en zonder hiernaar te hoeven zoeken, in de keuken een pakket aan met een witte substantie waarvan zij vermoedden dat hierin drugs zouden zitten. Daarna werd de situatie in de woning bevroren en werd er contact opgenomen met de officier van justitie die bij de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming vorderde en kreeg. De rechter-commissaris heeft de doorzoeking telefonisch geopend en gesloten. Uit het dossier volgt dat de doorzoeking onder leiding stond van de hulpofficier van justitie [naam persoon] . Niet kan echter uit het proces-verbaal van doorzoeking worden opgemaakt dat hij ook bij de doorzoeking aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat hierdoor sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De vraag is vervolgens of en zo ja welk rechtgevolg daaraan moet worden verbonden. Bij de beoordeling hiervan moet rekening worden gehouden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Bewijsuitsluiting kan slechts aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Hoewel aan de verdediging moet worden toegegeven dat de gang van zaken en de wijze waarop een en ander is gerelateerd niet voldoet aan de zorgvuldigheidseisen die daaraan gesteld mogen worden, kan niet worden gezegd dat daardoor sprake is van een dusdanige ernstige schending, zoals hiervoor bedoeld, dat dat moet leiden tot het door de verdediging bepleite gevolg, noch enig ander gevolg. Doorslaggevend wordt namelijk geacht dat wel kan worden vastgesteld dat de doorzoeking onder leiding stond van een hulpofficier van justitie. De rechtbank zal daarom volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim. Het verweer dat de resultaten van de doorzoekingen van het bewijs moeten worden uitgesloten wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 1
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat alleen de in het onderzoek verdovende middelen genoemde en door het NFI geteste hoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine voor het bewijs kunnen worden gebruikt. In de woning zijn namelijk op meerdere plekken verschillende soorten en substantie verdovende middelen aangetroffen die op verschillende wijzen waren verpakt. Gelet op deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de drie genomen en geteste monsters representatief zijn voor de overige aangetroffen verdovende middelen die alleen indicatief getest zijn.
Ten aanzien van feit 2
Bij een witwasverdenking, zonder dat sprake is van een aanwijsbaar brondelict, zoals hier aan de orde, zal eerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als zo’n geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Een dergelijke verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
In de woning van de verdachte is in totaal € 20.495,- aangetroffen, waarvan een bedrag van € 19.000,-, bestaande uit briefjes van 50 euro, in de oven waarin ook verschillende verdovende middelen zijn aangetroffen. Deze bevindingen rechtvaardigen zonder meer een vermoeden van witwassen. Na zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht te hebben beroepen, heeft de verdachte op zitting verklaard dat het zijn eigen geld is dat hij vroeger in de horeca heeft verdiend. Nog daargelaten dat het niet duidelijk is geworden waarom de verdachte pas in een (zeer) laat stadium met die verklaring komt, is de rechtbank van oordeel dat deze niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Alleen al niet omdat het niet als min of meer verifieerbaar kan worden aangemerkt. Enig nader onderzoek naar deze verklaring is dus niet vereist. Een en ander betekent dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft. De conclusie is dan ook dat de verdachte wist dat het in zijn woning aangetroffen geld afkomstig was van enig misdrijf en dat hij zich dus schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van dat geld.
Dit onderdeel van de tenlastelegging is wettig en overtuigend bewezen.
Aan de verdachte wordt ook verweten dat hij een Audi heeft witgewassen, omdat de aanschaf daarvan deels contant is betaald. In het dossier bevinden zich de aankoopfactuur van de Audi, een email van het Mobility Center Vlaardingen over de aankoop van de Volvo die is ingeruild bij de aankoop van de Audi en de wijze waarop de betaling van beide auto’s heeft plaatsgevonden. Deze stukken onderbouwen de door de verdachte afgelegde verklaring over de aanschaf van de Audi. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat die aanschaf op een legale wijze heeft plaatsgevonden. Niet kan daarom bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de Audi. Van dit onderdeel wordt hij vrijgesproken.