ECLI:NL:RBROT:2021:1287

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
10/274749-20 en 10/180053-20 (gevoegd) / TUL VV: 10/185913-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van vuurwapens en openlijk geweld met zware mishandeling

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en openlijk geweld. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en een pistool, alsook van openlijk geweld tegen een drankkoerier en een portier van een café. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het voorhanden hebben van de wapens, wat als zorgelijk en strafverzwarend werd beschouwd, vooral omdat dit in een videoclip werd verheerlijkt. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en een locatiegebod met elektronische controle. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij het wegnemen van goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de geweldpleging tegen de drankkoerier en de portier, waarbij hij met een glas in het gezicht van de portier sloeg. De rechtbank vond dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De uitspraak benadrukte de ernst van het bezit van vuurwapens en de gevolgen van geweldpleging, en de rechtbank legde bijzondere voorwaarden op voor de verdachte, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/274749-20 en 10/180053-20 (gevoegd)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/185913-19
Datum uitspraak: 16 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, te Rotterdam,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10-274749-20 en 10-180053-20. De rechtbank beveelt de voeging van de zaken, omdat dit in het belang van het onderzoek is. De feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, zijn voorzien van een doorlopende nummering. De rechtbank zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten (te weten: voorhanden hebben van wapens, diefstal met geweld, openlijk geweld en poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, en een alcoholverbod;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-185913-19;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde feit, inhoudende het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en een pistool en bijbehorende munitie, is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Feiten 2 en 3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij deze feiten. De herkenningen van de verdachte door verbalisanten bevatten onvoldoende specifieke en onderscheidende kenmerken, zodat die niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het dossier bevat verder geen enkel bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte.
Voor het geval de rechtbank oordeelt dat de verdachte heeft deelgenomen aan de ten laste gelegde gewelddadige handelingen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit geweld niet was gericht op de diefstal van geld en/of goederen. Dit zou dan moeten leiden tot vrijspraak van feit 2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 11 juni 2020 heeft een incident plaatsgevonden op de parkeerplaats voor het Postillion Hotel aan de Rijksstraatweg in Dordrecht. Door meerdere personen werd geweld gepleegd tegen aangever [naam slachtoffer 1] en een personenauto. Ook werden een mobiele telefoon en flessen drank vernield. Uit de auto werden autosleutels en tassen weggenomen.
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank staat voor de vraag of de verdachte betrokken is geweest bij de hiervoor omschreven gewelddadige handelingen.
Op 9 juli 2020 heeft de verbalisant [naam verbalisant 1] gerelateerd dat hij camerabeelden heeft bekeken van het incident bij het Postillion Hotel op 11 juni 2020. Hij zag dat er een personenauto voor de ingang van het hotel stond geparkeerd en dat de bestuurder in gesprek was met twee personen. De verbalisant ziet dat er een vechtpartij ontstaat tussen de bestuurder en de twee personen. Kort hierna komen er twee personen bij. De verbalisant herkent een van hen als zijnde [naam verdachte] (hierna ook: de verdachte). Op de beelden is te zien dat hij een oranje trui met zwarte mouwen draagt. De verbalisant vermeldt in het proces-verbaal dat hij de verdachte bij het zien van de beelden direct herkende. Hij heeft de afgelopen jaren meerdere keren met de verdachte gesproken, de laatste keer was enkele maanden geleden. Het is de verbalisant bekend dat de verdachte een broertje heeft, genaamd [naam broer verdachte] .
In een proces-verbaal van 31 augustus 2020 heeft de verbalisant [naam verbalisant 2] gerelateerd dat zij drie foto’s en bewegende beelden van voormeld incident heeft bekeken. Zij herkende een van de verdachten als zijnde [naam verdachte] .
Zij herkende hem omdat zij op 11 juli 2020 met hem in een verhoor had gezeten. De verbalisant herkende de verdachte aan zijn gezicht, haardracht en houding en aan zijn opvallende oranje trui, die hij ook droeg tijdens dat verhoor.
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door de verbalisanten die hebben beschreven dat zij de verdachte al kenden en hem nu op de beelden herkenden. De rechtbank acht de herkenningen dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Met de stelling dat de herkenningen door de verbalisanten niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd, omdat die onvoldoende specifieke en onderscheidende kenmerken bevatten, gaat de verdediging voorbij aan de in de rechtspraak aanvaarde opvatting dat gezichten als één geheel - holistisch - visueel in het geheugen worden opgeslagen en het daardoor lastig is een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed herkent. De herkenning van de verdachte wordt bovendien ondersteund door de volgende aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden.
Toen de politie ter plaatse kwam zagen de verbalisanten twee meisjes bij de aangever zitten. Eén van de meisjes verklaarde dat zij samen met een aantal jongens in een hotelkamer waren geweest, onder andere [naam broer verdachte] en zijn broer. Een baliemedewerker van het hotel verklaarde tegenover de politie ‘
dat hij de moeder van [naam broer verdachte] kent’ en ‘
dat zij op de [adres] in Dordrecht woont’. Het is de politie ambtshalve bekend dat met ‘ [naam broer verdachte] ’ wordt bedoeld: [naam broer verdachte] , die bij zijn moeder woont aan de [adres] te Dordrecht. Uit onderzoek is voorts gebleken dat de verdachte en [naam broer verdachte] dezelfde moeder hebben.
De receptionist van het Postillion Hotel heeft verklaard dat in de avond van 10 juni 2020 een kamer voor twee personen werd geboekt door [naam persoon 1] . Rond 23.30 uur zag hij dat er vier personen in de kamer waren. De groep is vervolgens overgeboekt naar een suite in het hotel. Om ongeveer 01.00 uur, het was inmiddels 11 juni 2020, zag de receptionist dat er een blauwe Volkswagen voor het hotel stopte. Enkele minuten later zag hij dat er vier jongens achter de bestuurder aan renden. Een van de jongens herkende hij als [naam broer verdachte] uit de wijk Crabbehof in Dordrecht.
De verbalisant [naam verbalisant 3] heeft de camerabeelden van de geweldpleging bij het Postillion Hotel bekeken. Zij heeft een van de verdachten herkend als zijnde [naam broer verdachte] .
Na de geweldpleging zijn de daders in een grijze Volkswagen Polo gestapt en weggereden. Het kenteken van deze auto staat op naam van [naam broer verdachte] . Bij meerdere politiecontroles bleek de verdachte de bestuurder te zijn van deze auto. Op 10 juli 2020 is de verdachte voor een ander feit aangehouden. Hij droeg toen ook een zwart met oranje trui.
Op de telefoon van de verdachte zijn twee filmpjes aangetroffen die beide zijn opgenomen in dezelfde hotelkamer. Op die filmpjes zijn in ieder geval de hierboven genoemde [naam persoon 1] en [naam broer verdachte] te zien. Tevens is een man te zien die iets oranjekleurigs aan heeft. Volgens de bedrijfsleider van het Postillion Hotel kwam het interieur op de beelden overeen met het interieur van de kamer in het hotel waar de groep verbleef. Bij de gegevens van de filmpjes is de datum 11 juni 2020 vermeld.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, alles in onderlinge samenhang beschouwd, tot de overtuiging gekomen dat de verdachte degene was met de oranje en zwart gekleurde trui en dat hij een van de vier personen is geweest die in nauwe en bewuste samenwerking geweld hebben gepleegd tegen de aangever, een personenauto, een mobiele telefoon en een aantal flessen.
Vrijspraak diefstal met geweld
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte de autosleutels en tassen uit de personenauto heeft weggenomen. Daarnaast ontbreekt het bewijs dat de verdachte met het door hem gepleegde geweld het oogmerk had de diefstal van de autosleutels en tassen voor te bereiden, gemakkelijk te maken, de vlucht van zichzelf of anderen mogelijk te maken, dan wel het bezit van die gestolen voorwerpen te verzekeren. De verdachte kan daarom ook niet als medepleger van de diefstal met geweld worden aangemerkt en hij zal worden vrijgesproken van feit 2.
4.3.
Feit 4
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 primair ten laste gelegde feit. De verdachte ontkent dat hij de aangever met een glas heeft geslagen.
Voor het geval de rechtbank oordeelt dat de verdachte de aangever met een glas heeft geslagen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit niet tot bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling kan leiden. Volgens de verdediging blijkt immers niet van medisch ingrijpen en langdurig herstel.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij op 10 juli 2020 opzettelijk een beveiliger van café De Beurs in Rotterdam in het gezicht heeft geslagen met zijn hand. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte met een glas of een hard voorwerp heeft geslagen.
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden relevant voor de beantwoording van die vraag.
De aangever heeft verklaard dat hij op 10 juli 2020 aan het werk was als portier bij café De Beurs in Rotterdam. Eén van de klanten, die later de verdachte bleek te zijn, deed moeilijk en op het moment dat deze richting de uitgang liep, zag de aangever dat hij een glas vast had. De aangever probeerde het glas af te pakken, maar dat lukte niet. Uiteindelijk sloeg de verdachte hem met het glas in het gezicht, net boven de wenkbrauw. Het glas betrof een whiskyglas.
De politie heeft een onderzoek ingesteld naar de door café De Beurs aangeleverde camerabeelden van het incident. De verdachte wordt herkend op de beelden. Op de beelden is te zien dat de verdachte in zijn linkerhand een glas vast heeft en hiermee de beveiliger met volle kracht tegen de rechterzijde van zijn gezicht slaat.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de verdachte de aangever met een glas in het gezicht heeft geslagen.
Poging tot zware mishandeling
De aangever heeft verklaard dat hij door de klap met het glas door de knieën ging en duizelig werd. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte met volle kracht slaat en dat de aangever ten val komt. Volgens de medische informatie bestond het letsel uit een flinke buil en een bloeduitstorting met een klein snijwondje aan de rand van de wenkbrauw.
Dat de verdachte de wil had om de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, is niet gebleken. Van ‘vol’ opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is daarom geen sprake. De volgende vraag is of er sprake is van voorwaardelijk opzet, dat wil zeggen of de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever door het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. In dit verband dient te worden beoordeeld of het met kracht slaan met een glas in het gezicht de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich brengt.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De aangever heeft een verwonding in het gezicht opgelopen, net boven een wenkbrauw. Dat is heel dicht bij het oog. Algemene ervaringsregels leren dat wanneer hier met een glas wordt geslagen, zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of de verdachte met zijn handelen die aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook bewust heeft aanvaard. Ook deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Zij leidt dat af uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte, zoals hiervoor vastgesteld. Dat handelen merkt zij aan als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever. Zij acht dan ook het onder 4 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. (10/274749-20)
hij
in periode 29 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020
te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
(een) wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2° van de Wet wapens
en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, geschikt om
automatisch te vuren, van het merk Akm Romanian, type MoD 63, kaliber 7.62 x
39mm
en
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens
en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm
van een pistool van het merk Umarex Walther, type Pk380, kaliber 9 x 17mm
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III,
te weten 3 kogelpatronen, kaliber 9 x17mm en 22 kogelpatronen, kaliber 7.62
x 39mm
voorhanden heeft gehad;
3. (10/274749-20)
hij
op 11 juni 2020
te Dordrecht, op of aan de openbare weg de Rijksstraatweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en een
personenauto (merk/type Volkswagen Polo) met kenteken [kentekennummer] , kleur blauw
en en mobiele telefoon en flessen drank,
welk geweld bestond uit het (met kracht)
- slaan met een riem op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en
- gooien met kiezels in de richting van die [naam slachtoffer 1] en
- slaan/stompen op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en
- trappen/schoppen tegen de portieren van die auto en
- inslaan van ramen van die aut0 (met een lachgastank)
- gooien van een mobiele telefoon en flessen drank op de grond;
4. (10/180053-20) (primair)
hij op 10 juli 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een glas, in het gezicht, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;

4..(primair)

poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander in een woning twee vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Tijdens het maken van een videoclip werden een Kalasjnikov en een pistool getoond.
Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het schieten met een vuurwapen heeft dikwijls ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Alleen al het tonen van een vuurwapen in een videoclip met de bedoeling de beelden daarvan te verspreiden leidt tot gevoelens van angst van degenen die ermee geconfronteerd worden, en voedt daardoor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het bezit van meerdere gebruiksklare vuurwapens, waaronder een automtisch vuurwapen en bijbehorende munitie is dan ook onaanvaardbaar en dient zwaar bestraft te worden. De rechtbank vindt het zorgelijk en strafverzwarend dat de verdachte het bezit van vuurwapens kennelijk verheerlijkt door deze in een videoclip te tonen. Het gebruik van wapens als statussymbool is een uitermate slecht voorbeeld voor diegenen die de videoclip bekijken en dit zal het bezit en gebruik van deze wapens aantrekkelijker maken.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld en aan poging tot zware mishandeling. Hij heeft samen met anderen geweld gepleegd tegen de bestuurder van een auto en diens auto. Een maand later heeft de verdachte tijdens het uitgaan geprobeerd een portier van een horecagelegenheid zwaar te mishandelen door met een glas in zijn gezicht te slaan. Dit zijn ernstige en ergerniswekkende feiten en door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Onder invloed van alcohol of andere middelen gaan bij verdachte de remmen los en laat hij zien geen enkel respect te hebben voor andermans lijf of eigendommen. Dit soort feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid zowel bij de directe slachtoffers als bij omstanders die van het geweld getuige zijn geweest.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 14 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet recentelijk voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 januari 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte had zijn leven niet op orde. Er was geen sprake van zelfstandige huisvesting of inschrijfadres, geen inkomen en dagbesteding, sprake van schulden en contacten met justitie. Zorgelijk is zijn waarschijnlijk proactieve delict houding, en zijn gedeeltelijk negatieve sociale netwerk. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Geadviseerd wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, een locatiegebod met elektronische controle, een inspanningsverplichting tot het vinden en behouden van een dagbesteding, en het meewerken aan schuldhulpverlening.
De verdachte heeft op de zitting verklaard bereid te zijn de op te leggen bijzondere voorwaarden na te leven.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Het zwaartepunt ligt daarbij op het voorhanden hebben van geladen vuurwapens.
Nu de rechtbank, overeenkomstig het advies van de reclassering, begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een alcoholverbod op te leggen, omdat dit niet is geadviseerd door de reclassering en ook anderszins van de noodzaak daartoe onvoldoende is gebleken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.228,12 aan materiële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van het bedrag van de btw. De officier van justitie heeft gevorderd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit. Daartoe is aangevoerd dat bij het voegingsformulier een uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt waaruit blijkt dat de indiener van het formulier bevoegd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de schade vergoed dient te worden door degene die de auto heeft gehuurd, te weten de partner van de bestuurder ten tijde van het ten laste gelegde feit.
Beoordeling
De vraag rijst of degene die het voegingsformulier heeft ondertekend, in casu [naam persoon 2] Gent, bevoegd is om de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Uit niets blijkt dat de ondertekenaar van het formulier onder de interne bevoegdheidsregeling van de besloten vennootschap (artikel 2:240 Burgerlijk Wetboek) valt te brengen. Dit laat onverlet dat de mogelijkheid bestaat dat de ondertekenaar van het formulier op grond van enig (nader) mandaat voor de benadeelde partij mag optreden. Dit blijkt echter niet uit de stukken.
Nu de verdediging de bevoegdheid van de ondertekenaar van het formulier gemotiveerd heeft betwist, dient de rechtbank te beoordelen of de benadeelde partij gelegenheid moet worden geboden tot herstel van dit gebrek. Dit zou betekenen dat het onderzoek op de terechtzitting moet worden heropend, met schorsing van het onderzoek voor enige tijd.
Bij een afweging van belangen van de verdachte enerzijds en de benadeelde partij anderzijds, komt de rechtbank tot het oordeel dat schorsing van het onderzoek zeer ongewenst is. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, nu de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die zeer wel in staat moet worden geacht om de schade te verhalen op degene die aansprakelijk is voor de toegebracht schade.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 december 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van gekwalificeerde diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 17 december 2019.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht een taakstraf op te leggen in plaats van de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis van 2 december 2019 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank vindt in de door de verdediging aangevoerde omstandigheden geen aanleiding tot het opleggen van een taakstraf, zodat het verzoek daartoe niet zal worden gehonoreerd.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/274749-20 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/274749-20 onder 1 en 3 en onder parketnummer 10/180053-20 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 9 (negen) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal, zolang de reclassering dat nodig acht, op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres [adres] , [postcode] Dordrecht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod, zolang de reclassering, in overleg met de officier van justitie dat nodig acht. De elektrische controle duurt maximaal zes maanden, of zoveel korter als de reclassering passend acht. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een COVA-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt de inhoud van de training. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer of begeleider;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding in de vorm van scholing en/of (vrijwilligers)werk;
5. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 2 december 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en P. van Dijken, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. (10/274749-20)
hij
in of omstreeks de periode 29 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020
te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2° van de Wet wapens
en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, geschikt om
automatisch te vuren, van het merk Akm Romanian, type MoD 63, kaliber 7.62 x
39mm
en/of
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens
en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm
van een pistool van het merk Umarex Walther, type Pk380, kaliber 9 x 17mm
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III,
te weten 3 kogelpatronen, kaliber 9 x17mm en/of 22 kogelpatronen, kaliber 7.62
x 39mm
voorhanden heeft gehad;
2. (10/274749-20)
hij
op of omstreeks 12 juni 2020
te Dordrecht, op de Rijksstraatweg, althans op de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
autosleutels en/of een of meer tas(sen) (inhoudende ondermeer geld (500 euro,
althans enig geldbedrag en/of een bankpas en/of huissleutels), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- met een riem te slaan op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of
- met kiezels te gooien op de benen, in elk geval in de richting van die [naam slachtoffer 1]
en/of
- te slaan op het hoofd en/of op de rug, in elk geval op het lichaam van die
[naam slachtoffer 1] ;
3. (10/274749-20)
hij
op of omstreeks 12 juni 2020
te Dordrecht, op of aan de openbare weg de Rijksstraatweg, in elk geval op of aan
een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en/of een
personenauto (merk/type Volkswagen Polo) met kenteken [kentekennummer] , kleur blauw
en/of een mobiele telefoon en/of een of meer flessen drank,
welk geweld bestond uit het meermalen althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- slaan met een riem op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of
- gooien met kiezels in de richting van die [naam slachtoffer 1] en/of
- slaan/stompen op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of
- trappen/schoppen tegen de portieren van die auto en/of
- inslaan van de ramen van die auto (met een lachgastank) en/of
- gooien van een mobiele telefoon en/of flessen drank op de grond;
4. (10/180053-20)
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een glas, althans met een hard
voorwerp in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans
eenmaal met een glas, althans met een hard voorwerp in het gezicht, althans
tegen/op het hoofd te slaan.