ECLI:NL:RBROT:2021:12899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
21/1888
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om beëindiging van de strafzaak van een vrouw in het kamp Al Roj in Noord-Oost Syrië

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2021 een tussenbeslissing genomen over het verzoek van een vrouw, die verblijft in het kamp Al Roj in Noord-Oost Syrië, om de strafzaak tegen haar te beëindigen. De vrouw, die wordt verdacht van een terroristisch misdrijf, heeft op 14 maart 2016 een internationaal arrestatiebevel tegen zich uitgevaardigd gekregen. Op 20 juli 2021 heeft haar raadsman een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering, waarin werd verzocht de rechtbank te verklaren dat de strafzaak is geëindigd. Dit verzoek is op 8 december 2021 in besloten raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsman zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de uitvaardiging van het arrestatiebevel in 2016 geen concrete stappen zijn ondernomen door de Nederlandse autoriteiten om de vrouw uit te leveren. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, maar heeft ook verzocht om het verzoek voor onbepaalde tijd aan te houden in afwachting van verdere ontwikkelingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er op dit moment geen reden is om het verzoek af te wijzen, maar dat de behandeling ervan voor onbepaalde tijd moet worden aangehouden. Dit besluit is genomen in lijn met eerdere beslissingen van de rechtbank in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Raadkamernummer: 21/1888

Tussenbeslissing van de rechtbank te Rotterdam, meervoudige raadkamer,

op het verzoek van

[naam verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats verzoeker] op [geboortedatum verzoeker],
voor deze zaak domicilie kiezende aan de [adres]
, ten kantore van haar raadsman mr. J.S. Jordan.
1.
Verzoek
Procedure
Tegen [naam verzoeker] is op 14 maart 2016 een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd, teneinde haar aan te houden en uit te leveren aan Nederland. [naam verzoeker] wordt verdacht
van, kort gezegd, een terroristisch misdrijf.
Op 20 juli 2021 is namens [naam verzoeker] een verzoekschrift op de voet van artikel 29f van
het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingediend. Het daarin opgenomen verzoek strekt ertoe dat de rechtbank verklaart dat de strafzaak tegen [naam verzoeker] is geëindigd.
Het verzoek is in besloten raadkamer op 8 december 2021 behandeld.
De officier van justitie mr. C.D. Kardol en de raadsman zijn gehoord.
Standpunt [naam verzoeker] en officier van justitie
Primair is verzocht de zaak geëindigd te verklaren. Daartoe is aangevoerd dat [naam verzoeker] verblijft in het kamp Al Roj in Noord-Oost Syrië en dat zij wenst aanwezig wenst te zijn bij haar berechting in Nederland. De Koerdische autoriteiten hebben aangegeven mee te willen werken aan het uitleveringsverzoek. Desondanks is er tot op heden door de Nederlandse autoriteiten geen enkele medewerking verleent of activiteit ontplooit om de feitelijk uitlevering van [naam verzoeker] te bewerkstelligen. Subsidiair is verzocht de behandeling van het verzoek voor onbepaalde tijd aan te houden.
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en subsidiair verzocht het verzoek voor onbepaalde tijd aan te houden in afwachting van de verdere ontwikkelingen.
Beoordeling
De rechtbank kan een zaak volgens artikel 29f Sv geëindigd verklaren als in die zaak de vervolging niet wordt voortgezet. Als maatstaf voor dat oordeel heeft te gelden dat het, gelet op de inactiviteit van het Openbaar Ministerie of de lange duur van het onderzoek, onredelijk is dat de vervolging nog doorgang vindt.
Vaststaat dat de zaak tegen [naam verzoeker] op 14 maart 2016 is begonnen met de uitvaardiging van eerder genoemd internationaal arrestatiebevel en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Verder stelt de rechtbank vast dat uit het dossier noch uit de behandeling op zitting blijkt dat er na 14 maart 2016 concrete stappen zijn ondernomen om uitvoering te geven aan het arrestatiebevel.
De rechtbank constateert wel dat het openbaar ministerie bij brief van 29 augustus 2019 actief heeft verzocht de Minister van Justitie en Veiligheid te bewegen om alle noodzakelijke maatregelen te ondernemen om te bewerkstelligen dat [naam verzoeker] wordt uitgeleverd dan wel feitelijk wordt overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. De officier van justitie heeft verder op zitting voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat zij, in samenwerking met de minister, blijft onderzoeken en bezien wat de mogelijkheden van repartriëring van [naam verzoeker] zijn en dat de minister onverminderd de mening is toegedaan dat zij moet worden berechten om te voorkomen dat verdachten van terroristische misdrijven straffeloos blijven.
Alles overziend, wordt geoordeeld dat (nog) niet worden gezegd dat sprake is van een situatie die voldoet aan de maatstaf voor toewijzing van een verzoek ex artikel 29f Sv.
In lijn met eerdere beslissingen van deze rechtbank in vergelijkebare zaken zal het verzoek echter niet worden afgewezen, maar zal de behandeling daarvan voor onbepaalde tijd worden aangehouden.
2.
Beslissing
De rechtbank:
- schorst het onderzoek in de raadkamer voor onbepaalde tijd.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat de beschikking mede te ondertekenen.